Proloog

402 28 43
                                    

Ik ken uw naam niet, noch wens ik die te kennen, maar ik heb vernomen dat u nu uw intrek hebt genomen in het landhuis tussen de heuvels, en ik wil u waarschuwen. Er zijn daar verschrikkelijke dingen gebeurd, en er zullen wellicht nog veel verschrikkelijkere dingen te gebeuren staan. Het liefst zou ik u alles vertellen, maar ik heb niet veel tijd meer. Morgen bij het aanbreken van de ochtend zal ik ter dood gebracht worden, want ik ben schuldig bevonden aan een moord die ik niet gepleegd heb - ten minste: niet bewust. U moet mij geloven, geachte lezer van deze brief; ik ben niet zwakzinnig, noch sadistisch zoals de psychiaters die mij onderzocht hebben beweren. Het is dat duivelse boek dat mij tot waanzin heeft gedreven!

De regendruppels vallen als scherpe naalden op de woelige aarde boven mijn kerker. Het enige licht dat ik te mijner beschikking heb, is afkomstig van een kleine kaars, maar onder het zwakke schijnsel van deze dansende vlam zal ik de waarheid opschrijven. De waarheid over het behekste boek en het duistere geheim van het landhuis tussen de heuvels. Woord voor woord zal ik u vertellen hoe het is gegaan. Ik hoop dat de nacht lang genoeg duurt zodat ik mijn ganse verhaal kan optekenen.

De nachtuilen huilen reeds, de bliksemschichten krijsen. Ik heb niet veel tijd meer, mijn hals zal bloeden om een zonde die ik niet beging. U moet mij geloven, waarde lezer, ik ben onschuldig. En ik smeek u: vertrek uit het landhuis, voor u hetzelfde overkomt als mij is overkomen. Ga heen en keer nimmermeer terug!

De BoekendwalerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu