Hoofdstuk 5

205 21 2
                                    

Ik kijk het kamp rond. Iedereen is gestopt met bewegen en kijkt me met open mond aan. Het is muisstil. Ik word er ongemakkelijk van. Ik laat het water weet smelten en stort het recht op Nona's hoofd. Dan draai ik me om en ren het kamp uit, terwijl ik naar Avan'geline roep dat ze me moet volgen. Dat doet ze.
Ik ren naar de hut, en vlieg naar boven. Avan'geline laat ik op een van aarde gemaakte plaat naar boven komen.
De aarde ligt net weer op zijn plaats, als een aantal Elfen onder de hut komen staan. Mevrouw Xianders is een van hen.
'Rose!' Roept ze. 'We willen alleen maar praten, we willen begrijpen wat je net hebt gedaan.'
Ik vertik het niet eens. We kennen allemaal het verhaal van een meisje dat vroeger een tijdje bij de Uitgestotene woonde. Ze bleek Water en Vuur magie te bezitten en is toen weg gestuurd.
Niemand weet wat er met haar is gebeurt. Sommigen zeggen dat ze dood is, anderen zeggen dat ze nog steeds in het bos rondloopt.
Uiteindelijk wordt het donker en gaan ze naar huis.
Ik pak wat eten uit mijn kleine voorraad en pak een deken uit een kist in de hoek. Ik wil net een warm holletje maken voor mezelf, als Avan'geline zegt dat ik wel tegen haar aan mag liggen. Ik ga liggen en eet het eten, waarbij ik erop let dat ik niet te veel eet, want ik denk dat ik nog wel een tijdje met dhr eten moet doen.
Moe, maar voldaan door het eten, val ik in slaap, niet meer denkend aan al mijn zorgen.

Ik voel iets nats tegen mijn gezicht en open direct mijn ogen. Avan'geline gebaart met haar kop naar de ingang van de hut, waar een vrouw staat.
Ik kom overeind en kijk de vrouw aan, met een wantrouwende blik. Ze ziet er niet uit als een Uitgestotene.
'Wie bent u?' Vraag ik.
'Ik ben Meghan,' zegt de vrouw. 'Maak je geen zorgen. Ik ben ook een keer verbannen. Ik weet wat je doormaakt.'
Ze glimlacht lief naar me.
'Bent u het meisje dat ooit is uitgestoten bij de Uitgestotene, u ziet er niet als een Uitgestotene uit.'
'Dat klopt, maar het verhaal gaat net even iets anders dan ze daar zeggen. Dat verhaal vertel ik je later nog wel een keer. Ik ben hier nu om je te helpen.'
'Helpen? Waarmee dan?'
'Ik heb ook meerdere krachten. en jij kan niet zo goed voor jezelf én een tijger zorgen. Volg mij maar, dan zal ik je leiden naar een plek waar wrevelig zijn.'
Ik kijk uit het raam. Het is nog donker buiten. In het oosten kleurt de hemel al oranje, als teken dat de zon opkomt.
Ik schud mijn hoofd. 'Laten we wachten tot de zon op is.het bos is een verraderlijke plek. Het is veel slimmer om dan te gaan.'
De vrouw knikt en gaat in een hoek zitten. Ik bied haar een deken aan, die ze dankbaar aanpakt.

De volgende ochtend kom ik loom overeind. Meghan is al opgestaan en kijkt naar de wolken.
'Er komt regen aan vandaag,' zegt ze verrukt.
'Dat is maar goed ook,' antwoord ik. 'Het is al veel te lang droog geweest, het bos heeft water nodig.'
Ze kijkt me met een schuin oog aan, terwijl ik al het eten dat ik nog heb in een linnen tas stop. Ook pak ik dekens, en alles wat verder nog bruikbaar is, in een tas. Mijn zakje met geneeskrachtige kruiden, die ik ooit op een verborgen plek in het bos heb ontdekt, hang ik samen met mijn kleine dolk aan mijn riem. De schede van de dolk is van mooi bewerkt leer. Ik heb hem voor mijn vijftiende verjaardag gekregen, zoals traditie is bij de Uitgestotene.
Mijn zelfgemaakte boog hang ik om mijn schouder, naast de pijlkoker, met daarin negentien pijlen met een houten schacht en veren van een adelaar aan het einde. De adelaars zijn een jaar geleden over ons deel van het bos getrokken, en ik heb toen alle veren verzameld.
Ik geef een van de tassen aan Meghan. De ander hang ik over mijn eigen schouder.
Ik hoor iets benden en kijk voorzichtig uit een van de raampjes.
Op de zachte bosgrond staan vier Elfen. Een daarvan is Nona, die zoekend om zich heen kijkt. De andere zijn haar vader -de leider van de Uitgestotene-, mevrouw Xianders en een van de leden van het kamp.
'Die hut van haar moet hier ergens zijn,' hoor ik Nona zeggen. 'Ik ben haar een keer gevolgd.'
Echt waar? Ik wist niet dat Nona zo slim was om dat te onthouden. Ik wist ook niet dat ik zo dom was om dat niet op te merken.
Uiteindelijk ziet ze mijn hut en wijst.
'Daar!'
Ik maak een windvlaag, die haar hand zo doet verplaatsen dat ze de verkeerde boom aanwijst.
De Elf die ik niet van naam ken klimt in de boom en keert even later weer terug.
'Het spijt me. In die boom zat niets,' zegt hij.
Ik heb er genoeg van. Als het zo langer doorgaat worden we ontdekt. Ik maak een kleine aardbeving en haal dan ongezien een aarden plaat naar boven. Avan'geline gaat er ongeïnteresseerd op liggen, en Meghan gaat naast haar staan.
Ik ga op het balkonnetje voor de hut staan en kijk nog een keer om.
Ik zou waarschijnlijk nooit meer terug keren naar deze plek. De Uitgestotenen zouden deze hut vinden en hem weer uit elkaar halen.
Ik draai me weer terug en stap ook op de aarden plaat. Ik heb geen zin om te vliegen. Langzaam stuur ik de plaat in de door Meghan aangewezen richting.
Ik ben er klaar voor: ik zou alles wat ik ken achterlaten en een nieuw leven beginnen in het bos, met Meghan en Avan'geline.
Toch is er een stem in mijn achterhoofd die zich afvraagt of Meghan of Meghan wel te vertrouwen is. Ik besteed er geen aandacht aan. Nog niet.

BuitenstaanderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu