De man die ons heeft gevonden duwt me vooruit. Meerdere keren struikel ik over mijn eigen voeten en slaak dan een verontwaardigt kreetje.
Maar de man negeert me. Hij duwt me de poort door. Achter me hoor ik Meghan ook een kreetje slaken en ik hoor Avan'geline grommen.
We worden een verhoging op getrokken, die in verhouding met de andere gebouwen van het kamp laag is.
Er komen allemaal mensen aangevlogen die er nieuwsgierig voor gaan staan.
'Beste inwoners van het Luchtkamp,' begint een van de mannen, waarschijnlijk de kapitein van de wachters, met praten. 'Vandaag hebben we de onruststokers die ons kamp al vele weken lang terroriseren te pakken die al dagen...'
'Wacht even, terroristen?' Onderbreek ik de man. 'Wij zijn geen terroristen. En wij kunnen ze ook niet zijn, want we zijn hier vandaag pas aangekomen.'
'Kan je dat bewijzen?'
'Kan jij het bewijzen dan?'
'Nooit gedacht dat het Waterkamp zulke brutale mensen zou voortbrengen!'
'Ik kom niet uit het Waterkamp.'
'Je uiterlijk verraad je,' zegt een andere man.
'Mijn uiterlijk heeft er niets mee te maken. Ik ben in mijn hele leven nog nooit in het Waterkamp geweest!'
Achter me hoor ik Avan'geline grommen. Ik hoor ook wat niemand anders kan horen: intense pijn die door merg en ziel gaat.
'Wat doen jullie haar aan!' Schreeuw ik.
Ik schop met voet en een vlaag wind waait de mannen bij mij en Avan'geline vandaan.
Ik draai me om en zie dat Avan'geline's witte vacht doordrenkt is met bloed.
Ik word boos. Echt enorm boos. En ik laat de woede in mij branden. Ik hoor mensen achter mij naar adem happen en ik voel iets heel warms bij mijn handen.
Dan hoor ik iets op de grond vallen en zie dat mijn touwen zijn doorgebrand.
Ik kijk om me heen en zie dat iedereen me geschokt aankijkt.
'O mij Elf!' Zeg ik. Ik steek mijn hand naar voren met de palm naar boven en concentreer me nog een keer op het vuur. Een zwak vlammetje verschijnt op de palm van mijn hand. Ik slaak een kreetje en trek mijn hand weg. Ik merk dat ik tril. Snel probeer ik weer rustig te worden en kijk naar de kapitein van de wachters, die met een pijnlijk gezicht over zijn kont wrijft.
'Ik zei toch dat mijn uiterlijk er niets mee te maken heeft!' Roep ik naar hem. Dan draai ik me naar Avan'geline en loop naar haar toe.
'Stil maar, alles komt goed,' zeg ik tegen haar.
Ik zie een emmer water aan de kant van de verhoging staan en consenteert me erop.
Ik laat het allemaal naar me toe stromen en heel Avan'geline's wond.
Achter me hoor ik hoe nog meer Elfen naar adem happen.
Als de wond dicht is en er geen druppeltje bloed meer te zien is, draai ik me weer terug naar de wachters.
'Nog meer aanklachten? Voordat ik schuldig word bevonden voor terroristische aanslagen, wat hebben deze terroristen dan gedaan? Daar ben ik best wel nieuwsgierig naar, eigenlijk,' zeg ik.
'Alsof je dat niet weet, Krachtsteler,' zegt een van de andere wachters.
'Nee, dat weet ik inderda... Wacht wát?'
Ik kijk vragend naar de wachters, maar die houden allemaal hun handen voor hun mond.
'Oeps,' hoor ik er eentje mompelen.
Ik grom en gooi mijn handen in de lucht.
'Laat ook maar,' Zeg ik.
Ik loop naar Meghan en Arabella toe, maar twee wachters komen razendsnel in actie en tillen ze op en vliegen weg.
Ik grom nog een keer en vlieg achter ze aan.
'Wat denken jullie te gaan doen? Breng ze terug!' Roep ik.
Meghan draait haar hoofd naar me toe.
'Vind het boek! De tijger weet waar ik het over heb,' roept ze.
Verward blijf ik in de lucht hangen. Boek? Welk boek?
Dan worden mijn armen vast gegrepen.
'Kom maar weer mee terug, jongedame. Jij zit serieus in de problemen!' Zegt de ene wachter die mij vast heeft.
'Ik?!' Zeg ik verontwaardigt. 'Jullie zijn degene die ons zomaar gevangen namen, het kamp in trokken en opsluiten!'
'Jullie zijn de terroristen die ons kamp al weken aanvallen,' zegt de ander als we weer op de verhoging staan.Ineens wordt er een paar keer hard op de grote poorten gebonkt.
Ik ruik een brandgeur en ga bijna over mijn nek van een andere geur, die ik niet kan plaatsen, maar die me doet denken aan en wild beest, dat zich nooit wast, maar vaak speelt met vuur.
'Open de poorten, op bevel van generaal Nashnack!' Roept een zware, angstaanjagende stem.
Niemand reageert. Iedereen kijkt naar de poort en blijft ernaar kijken, maar op een manier die zegt 'zoek dekking, want die poort gaat zo ontploffen!'
Dan breken de poorten open en hoor ik het gebrul van wezens die ik nog nooit gezien heb.
Maar ik herken ze wel.
Grote koppen, met rode ogen. Enorme neusgaten waar rook uit komt, glanzende schubben die of rood, geel of groen zijn en enorme klauwen en vleugels.
'Draken!' Gil ik.
Niemand reageert op mij. Maar na nog een paar seconden naar de poort gestaard te hebben, begint iedereen te gillen en door elkaar heen te rennen.
Ik grijp mijn kans door me los te rukken en op Avan'geline's rug te springen. Zij rent meteen weg. We rennen in de tegenovergestelde richting van de poort en ik maak een tunnel in de aarde onder de poort door.
We rennen erdoorheen en ik sluit de tunnel weer.
Achter me hoor ik geschreeuw. Maar wij rennen door. Het bos in, tot we door alle takken en bladeren niet meer te zien zijn.
JE LEEST
Buitenstaander
FantasyRose heeft nooit thuisgehoord in het kamp waar ze woont. Ze wordt vaak gepest en niemand helpt haar. Als ze op een dag een gewonde witte tijger helpt, wordt ze al helemaal een buitenstaander. Alle rechten voorbehouden. Ideeën opdoen mag, maar ik wil...