De jonge vrouw had duizenden dingen aan haar hoofd. Aan de ene kant vroegen slaven om haar aandacht, aan de andere kant trok haar jongste zusje aan haar mantel en ondertussen brandde de zee, was haar tweede broer al zijn krachten aan het gebruiken en was de aanwezigheid van duizenden soldaten voelbaar in de vochtige lucht. Het was alsof zij alle verantwoordelijkheid had, ook al had ze die in feite helemaal niet. Technisch gezien was ze nog een kind - tot haar ergernis - ook al wist ze dat de enige reden dat ze nog niet volwassen verklaard was, was dat er belangrijkere dingen gaande waren. In feite droeg ze de verantwoordelijkheden toch wel, ook al had ze geen formele titel. Ze zou er niet moeilijk over gaan doen - althans, niet vandaag. Daarvoor was vandaag te belangrijk, en daarvoor had ze teveel dingen aan haar hoofd.
De zee brandde - dat zou haar prioriteit moeten zijn. Ze wilde kijken, haar broer zien op het belangrijkste moment van zijn leven. Ze wilde zich dit moment inprenten en nooit vergeten dat ze hier vandaag gestaan had, midden in vijandig terrein, op het moment dat de weegschaal doorsloeg naar hun kant en ze wist dat dit deel van de oorlog snel klaar zou zijn. Ze wilde een pauze. Die had ze verdiend.
Uiteraard kreeg ze die niet. Daar was ze behoorlijk bitter over, ook al had ze eigenlijk niet de tijd om ergens bitter over te zijn. Hoewel haar hoofd meer dan vol zat en ze in alle eerlijkheid vooral even wat vuur wilde spugen om letterlijk wat stoom af te blazen, hielden haar weinige gevoelens daar verrassend weinig rekening mee. Haar bitterheid was onpraktisch, dat wist ze. Het feit dat het er toch was, maakte haar nog bitterder.
Hoeveel van de dingen die haar aandacht vroegen ze ook oploste, er leek geen einde te komen aan de lijst. Haar jongste zusje troostend optillen had niet bijster veel geholpen, en nadat ze haar gewezen had op hun tweede broer en op de vlammenzee, waren enkel zorgen daarover naar de voorgrond getreden. Ze wist dat haar tweede broer sterk was, maar ze kende hem goed genoeg om de nuances aan zijn houding te ontwaren. Zijn vingers trilden niet uit inspanning - althans, niet alleen maar. Ze wist niet zeker of één van de anderen het door had - dat moest haast wel - maar zelfs als dat het geval was, reageerde niemand erop. Zelfs hun oudste broer had enkel een trotse blik op zijn gezicht. Het verblindde hem, zorgde ervoor dat hij zijn broertje niet zag zoals zij hem zag. Hij was onrustig, nerveus, van streek, ook al verborg hij het onder een masker van sereniteit en kalmte. De jonge vrouw moest hem wel zo zien. Binnenkort - echt, iedere dag nu, zodra ze daar de tijd voor hadden - zou ze zijn college zijn. Als ze elkaar dan niet feilloos kenden, wisten wanneer ze elkaar aan moesten vullen, had dat de potentie om de positie van hun hele volk te verzwakken.
Het was niet alsof de jonge vrouw er iets aan kon doen. Haar tweede broer vervulde zijn verplichtingen en hoewel zij die technisch gezien niet zou moeten hebben, vervulde zij de hare. Zich zorgen maken om hem was wel een van de laatste dingen die op haar planning zou moeten staan, dus het feit dat het steeds weer opkwam in haar gedachten, was buitengewoon ergerlijk. Dit was allemaal buitengewoon ergerlijk. Net toen ze haar jongste zusje weer neerzette en ze zelf naar de horizon wilde kijken, was er alweer een slaaf die om haar orders vroeg, en zodra ze haar had toegesnauwd dat ze iets te eten voor haar tweede broer moest halen, was er een soldaat verschenen die kwam melden dat de troepen van haar derde broer in positie stonden en wachtten op hun hoornsignaal.
Het was alsof ze het allemaal zelf moest doen. Iedereen wilde iets van haar, terwijl haar hoofd overliep en de zee brandde en ze naar haar tweede broer toe wilde rennen om te vragen of hij in orde was. Ze had duizenden dingen aan haar hoofd en bij de goden, ze wilde dat het zou stoppen. Als het nou maar één minuut stil zou kunnen blijven, als ze nou maar heel even zou kunnen kijken naar de brandende zee zonder aan iets anders te denken, als ze nou maar even pauze zou hebben, als ze-
Voor de zoveelste keer had haar jongste zusje aan haar mantel getrokken. "Cinder," had ze gejammerd, alweer, "hoe lang duurt het nog?"
Hoewel de jonge vrouw van haar jonge zusje hield, moest ze zich inhouden om geen vlammen te briesen. "Niet lang meer," had ze geantwoord, terwijl ze naast het meisje neer gehurkt was. Misschien dat als ze zich wat kleiner maakte en mensen haar minder makkelijk in de menigte zouden ontwaren, dat ze dan met hun problemen naar een ander zouden gaan. "Tot de Zon onder is of de waterkoninginnen zich overgeven." Ze wist dat het de eerste optie zou zijn en ze wist dat dat dus nog uren zou duren. Het was net middag, en het was midzomer. De Zon zou voorlopig nog hoog aan de hemel staan. Er was ook nog een derde optie, die ze niet uitsprak: dat haar tweede broer eerder zou stoppen. Dat was niet de bedoeling en de jonge vrouw wist dat hij het enkel zou doen als hij geen andere keuze zou hebben, maar toch merkte ze tot haar frustratie dat ze er wel op hoopte. Als hij zou stoppen, als dit klaar zou zijn, konden ze naar huis. Dan zou ze zichzelf een paar minuten rust en stilte gunnen, iets kapot trappen in haar kamer en haar vuuradem loslaten op iets dat enigszins vuurbestendig was. Vervolgens zou ze zich weer bij de rest voegen alsof alles in orde was, zou ze alle verantwoordelijkheden dragen die ze nog niet hoorde te hebben en zou niemand haar vragen of alles wel goed ging, wat het bijkomende voordeel had dat ze niet zou hoeven liegen. Het was ideaal.
"Ik wil nu naar huis," had haar jongste zusje gezeurd. Ze had tegen een steentje geschopt en haar armen, die prompt vlam vatten, over elkaar geslagen.
Ik ook, had de jonge vrouw in al haar bitterheid gedacht. Maar het was maar één van de duizenden dingen die ze aan haar hoofd had, en het was niet haar prioriteit. Met opeengeklemde kaken had ze de vlammen op de huid van haar jongste zusje uitgeklopt. "Nog even, en dan is het klaar," had ze gelogen. Nog even. De seconden kropen voorbij.
JE LEEST
De Dag dat de Zee Brandde || A Song of Purple Summer Spin-off
Historia Corta"Embracing the fear, chasing the fight The glow of the fire will light up the night" *** De zee brandde. Bruisend blauw en vlammend rood en dikke, zwarte rook die de hemel vulde. Statige stilte op het vasteland en geschreeuw onderwater, de Zon hoog...