Deel 18

315 16 0
                                    

'Wat de uil zegt is waar. Kom mee, ik woon daar,' zei de fee.

Ze wees in het duister. Moniek kon niet zien waar naar ze wees. Daar was het te donker voor. Desondanks ging Moniek met de fee mee.

'Waar woont u dan?' vroeg Moniek.

'Daar hoog in die toren. Als je stil bent, kun je de vogels al horen,' zei Bernadette.

'Waarom zegt u alles op rijm?' vroeg Moniek.

'Dat komt door de sterkste vloek uit de heks haar boek,' antwoordde Bernadette. 'Op een donkere dag klonk er plots een kakelgelach. Iedereen was de klos, want de heks wilde het bos. Maar ik hield haar tegen, maar dat weerhield haar niet van gebruik van zure regen. Wees maar stil en luister. Wat je hoort is eng en alles is duister. Ik probeerde met een spreuk alles weer te niet te doen. Maar toen kwam de heks zonder fatsoen. Toen betoverde ze mij heel leuk met een rijmspreuk.'

Ze waren inmiddels bij een toren aangekomen. Het was een enorm lange toren. Moniek probeerde de top te zien maar die kon ze niet zien. Een houten deur opende zich en in deuropening werd een trap zichtbaar.

'Kun het geloven? We moeten helemaal naar boven,' zei de fee.

En daar gingen ze. Tree na tree. Het was een wenteltrap, dus Moniek werd een beetje duizelig.

'Hmmmm, dit tempo is laag,' zei de fee. 'Vandaar dat ik om wat snelheid vraag.'

Ze tikte op een tree en ze schoten naar boven. Bovenop de toren keek Moniek haar ogen uit. Het hele bos was duister. Het enige licht kwam van de sikkelvormige maan. Maar in de verte verscheen een groenig licht.

De fee keek geschrokken en zei: 'Ik sta perplex. Daar loopt de -

Verhaal bij het kampvuurWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu