꘎ Z E V E N ꘎

47 8 23
                                    

Ik verstop me in de woonkamer tot ik Marith hoor thuiskomen. Mijn woede van vanochtend komt meteen weer opzetten, en ze heeft amper een voet binnengezet voor ik tot uitbarsting kom.

"Wist je ervan?"

Haar ogen worden groot als schoteltjes en mijn krachten komen wervelend tot leven. Ik bal mijn handen tot vuisten, deels beschaamd omdat ze me zo moet zien, maar tegelijk alleen nog maar bozer om de gedachte dat zij de reden is waarom ik hier ben.

"Waar heb je het in hemelsnaam over?"

"Agnes wil me uithuwelijken aan Aaron Duragnes."

Haar gezicht trekt bleek weg. Ze lijkt even te aarzelen, maar trekt me dan de voordeur uit. Het desoriënteert me om voor het eerst in weken weer een voet uit het huis te zetten, aan de bewoonde kant van de wereld, maar mijn woede doet me die gedachte snel weer vergeten.


Ik heb geen idee waar ze me naartoe neemt. We passeren straat na straat, tot de huizen plots tegen elkaar gebouwd zijn en de mensen druk met elkaar aan het onderhandelen zijn. Marith negeert hen en houdt mijn hand stevig in de hare tot we eindelijk een gebouw bereiken dat ver boven de rest uitsteekt.

Ze duwt de deur open en trekt me mee naar binnen. Het is er donker, hoewel buiten de zon nog schijnt, en het kost mijn ogen enkele tellen om eraan te wennen. Beetje bij beetje worden de trappen scherper. Ze lopen via de muren tot in de nok, zo ver dat ik het einde amper kan zien.

Marith begint aan de klim. Ze laat mijn hand los om steun te zoeken tegen de muur. Ik moet de neiging onderdrukken om haar hand terug vast te nemen, maar dan besef ik weer dat ik boos ben, en duw ze diep in mijn zakken.


De trappen lijken te blijven komen. Ik arriveer tellen later dan Marith, die heen en weer aan het benen is in een kleine, vierkante ruimte. Er ligt een oude matras op de grond en in de hoek bij een van de kleine raampjes staat een bureautafel die overladen is met volgeschreven papieren. Er liggen boeken verspreid over de vloer, sommige met medische tekeningen, andere met droge blokken tekst. Ik probeer het brandende gevoel in mijn longen te negeren terwijl Marith tot stilstand komt.

"Wat heeft ze gezegd, Lorelei?"

Haar borst gaat hevig op en neer. Ik weet niet of het door haar woede komt, of omdat we net een halve marathon gelopen hebben door Nirva, maar het leidt me af. Haar blik is vragend, maar er zit ook iets anders in. Onrust?

"Ze heeft een deal gesloten met die grijze raadsman. Zodat ik de Verbintenis kan aangaan met zijn zoon."

De tranen die ik al de hele dag ophoudt, komen plots naar boven, en ik voel me een idioot. Ik ben boos. Ik hoor niet te huilen. Ik duw mijn vingers in mijn handpalmen, maar het lukt me niet om ermee op te houden.

"Lorelei—"

"Wist je ervan?"

Ze schudt haar hoofd en zet een voorzichtige stap naar me toe. Ik wil haar toebijten dat ik haar niet geloof, maar de verslagenheid in haar gezicht lijkt echt, te echt, en ik kan niet voorkomen dat ik zwicht.

"Als ik geweten had... Shit, dan was ik nooit vertrokken vanochtend."

Ik snik en ga met mijn handen door mijn haren. Marith zet opnieuw een stap in mijn richting, haar armen breed alsof ze me wil omhelzen.

"Ik beloof je dat ik dit niet ga laten gebeuren."

Ze knikt, alsof ze haar woorden kracht wil bijzetten, maar dit keer overtuigt het me niet. Ik voel mijn woede weer opwellen en schud mijn hoofd.

Een Zweem van Dood en DuisterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu