107

1.6K 51 13
                                    

Wolfs,

Ik ben slecht in het bedenken van een gepaste aanhef. Ik weet nooit wat past, wat hoort, wat mijn lezer wil lezen. Hoe hij aangesproken wil worden. Hoe jíj aangesproken wil worden. Daarom buig ik me niet meer over die vraag. Je doet het hier maar mee.
Je vraagt je af wat ik van je wil. Waarom ik dit schrijf. Het antwoord weet ik ook niet. Ik zat aan tafel en er lag papier. Er lag een pen. Toen begon ik. Omdat dat logisch was. Omdat het leek alsof het moest.
Ik weet niet wat ik tegen je zou willen zeggen. Ik weet vaak niet eens wat ik over je denk. Jij bent verwarrend. Jij bent van alles. Je bent positieve en negatieve gedachten. Je bent mooie en vreselijke herinneringen. Je bent alles ertussenin. Je bent overal en je bent nergens.
Soms ben ik boos op je. Boos is niet eens het goede woord. Kwaad. Woest. Dan vervloek ik je. Dan wil ik je pijn doen, omdat je mij ook pijn gedaan hebt. Dan wil ik dat jij je net zo ellendig voelt als ik me gevoeld heb, als ik me soms nog steeds voel. Dan wil ik dat jij dat ook hebt, dat het toch een beetje eerlijk is, dat je zelf de gevolgen draagt, dat je met me mee lijdt. Want het was niet mijn schuld. En het was ook wel mijn schuld. Maar het was niet alleen mijn schuld. Het was net zo goed jouw schuld. We deden het samen. We verpestten het samen.
Helaas ben je nooit in de buurt als ik kwaad op je ben. Niet meer. Dan word ik maar boos op mezelf omdat ik me zo laat meeslepen. Omdat ik nog steeds zo kwaad op jou kan zijn. Omdat dat nog steeds niet over is. Omdat jij mij nog steeds zo ver krijgt. Omdat je nog steeds zo veel invloed op me hebt.
Zou het over moeten zijn? Ik weet het niet. Soms denk ik van wel. Ik moet me niet zo aanstellen. Ik heb lang genoeg gehad om jou te verwerken. Ik zou je al lang vergeten moeten zijn. Je zou in elk geval niet meer zo belangrijk moeten zijn. Je zou nog wel ergens mogen zijn, achterin mijn gedachten, heel af en toe op de voorgrond, maar alleen als ik daarvoor kies, als ik je daar wil hebben. Je zou me niet meer boos of verdrietig moeten maken.
Maar jij was zo belangrijk. Dat kan ik niet zomaar vergeten. Dat wil ik ook niet vergeten. Je was belangrijk en daarom ben je nog steeds belangrijk. Je had invloed en die heb je nog steeds, ook al oefen je die niet bewust meer uit. Daarom spook je nog door mijn gedachten. Daarom kom je elke keer tevoorschijn. Daarom kan ik me nog steeds zo druk om je maken. Omdat jij nog steeds afschuwelijk belangrijk voor me bent.
Als ik niet boos ben, ben ik verdrietig. Dat is nog erger. Dat kan ik nergens kwijt. Het komt als ik aan de goede dingen denk en als ik aan de slechte dingen denk. Als ik denk aan hoe je tegen me schreeuwde en als ik denk aan de manier waarop je naar me glimlachte
Meestal probeer ik niet aan jou te denken, niets te voelen. Daar slaag ik tegenwoordig redelijk in. Zolang ik maar in het gezelschap van anderen ben, of aan het werk, is er wel iets wat me kan afleiden. Dat zoek ik op, die afleiding. Die heb ik nodig. Nog nooit ben ik zo goed op de hoogte geweest van het leven van anderen. Als ik maar niet over het mijne hoef na te denken. Als ik maar niet alleen hoef te zijn. Want dan pas merk ik echt hoe weg jij bent. Weg. Heel erg weg.

Ik begin me af te vragen wat ik aan het doen ben. Waarom ik je dit vertel. Want het voelt alsof ik dit aan jou vertel, ook al zijn het alleen maar woorden, is het alleen maar inkt op papier, hier bij mij op tafel. Maar het voelt alsof ik tegen jou praat. Alsof jij dit hoort.
Zou ik willen dat jij dit hoort? Dat je het leest? Wil ik dat jij me zo ziet? Zou jij me zo willen zien, ook als ik klein en zwak en gebroken ben? Ook als dat door jou komt? Of wil ik helemaal niet dat jij dit ooit onder ogen krijgt? Schrijf ik jou wel, maar niet voor jou? Denk ik dat dat werkt? Dat ik zo beter om kan gaan met jouw afwezigheid? Dat het zo makkelijker wordt?
Ik weet het niet. Ik weet bar weinig zeker als het om jou gaat, om jou en mij. Ik krijg mijn gedachten niet op een rijtje. Soms kan ik van gebeurtenissen niet eens meer zeggen wat echt en wat verzonnen is. Misschien maken mijn hersenen de goede dingen wel groter. Misschien was er niet zo veel. Misschien hadden de slechte dingen echt de overhand. Ik dacht altijd dat de kern goed was, maar sinds jij er niet meer bent, twijfel ik daaraan. Sindsdien twijfel ik aan bijna alles. Omdat alles met jou plotseling te ver weg lijkt om ooit gebeurd te zijn. Was jij wel echt? Besta je nu nog, ergens anders maar nog steeds ergens? Bestond je hier? Waren wij echt?

SaudadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu