121

526 41 2
                                    

Weet je dat je aftershave nog steeds hier staat? In mijn badkamer, op het plankje onder de spiegel. Die ben je vergeten. Je scheermesjes heb je wel meegenomen. Zelfs je tandenborstel stond hier niet meer toen ik die middag thuiskwam. Maar je aftershave dus wel.
Soms vraag ik me af waarom je uitgerekend die vergeten bent. Was het bewust? Wist je dat de aanblik van dat flesje me elke keer aan jou zou herinneren? Want ik denk elke keer aan jou. Als ik mijn tanden poets, als ik mijn haar kam, als ik de was doe. Soms open ik het flesje en ruik. Dan ruik ik jou. Ik ruik de geur van de aftershave, maar daarachter ruik ik meer. Jouw geur.
Van alle zintuiglijke waarnemingen roept geur de sterkste associaties op. De sterkste herinneringen. Dat hoef ik jou niet te vertellen. Dat weet je ongetwijfeld al. Is dat de reden dat je je aftershave achterliet? Ik blijf me het afvragen.
Misschien ben je hem ook gewoon vergeten. Kan ook. Misschien zie ik te veel in dat achtergebleven flesje op mijn badkamerplankje. Misschien wil je me er niets mee zeggen. Misschien betekent het niets.
Je liet ook een overhemd achter. Ik kwam het een halve week later tegen tussen de vuile was. Nog steeds heb ik het niet gewassen. Ik slaap erin. Het ruikt naar jou. Nog steeds. Als het jouw geur dreigt te verliezen, zoals alles in huis langzaam jouw geur verloren is, druppel ik er wat aftershave op. Dan is het weer van jou. Dan slaap ik weer beter.
Ik mis jouw warmte. 's Nachts is het het ergst. Dan mis ik je armen om me heen of je vingers verstrengeld met de mijne, je zachte aanrakingen en onze vervlochten benen. We waren altijd ergens in contact, hoe warm het ook was. Onze voeten tegen elkaar, onze voorhoofden, jouw hand in de mijne. Met jou heb ik in meer verschillende houdingen geslapen dat ik had kunnen bedenken. Met jou sliep alles lekker.
Meer nog dan je warmte mis ik je ademhaling. De rustige manier waarop jij sliep, de regelmatige manier waarop je ademde, die had iets kalmerends. Zolang ik jou hoorde ademen, naast me, achter me, aan de andere kant van het bed, wist ik dat het goed was. Als ik niet kon slapen, luisterde ik naar jou. Jij sliep altijd sneller dan ik. Ik ben een lastige slaper. Ik kan uren wakker liggen. Naast jou vond ik dat niet erg. Ik lag naast je, hoorde je in- en weer uitademen, steeds opnieuw, en mijn ademhaling vertraagde, ging mee met de jouwe, werd kalmer, tot ik uiteindelijk ook in slaap viel.
Uren moet ik zo doorgebracht hebben. Jij slapend, ik wakker naast je. Misschien hield ik dan wel het meest van je. Zo voelde het af en toe. Dan besefte ik hoe gelukkig ik was. Dat ik jou had. Dat jij voor altijd bij me zou blijven. Het was zo vredig, zo vertrouwd, zo simpel. Je sliep en merkte niets van alles wat ik dacht, wat ik voelde, en ondertussen smolt ik van liefde voor jou. Soms wilde ik schreeuwen, beet ik in mijn kussen om het binnen te houden. Ik hou van je ik hou van je ik hou van je. Het was alles wat ik dacht, alles wat mijn lichaam dacht, alles wat ik wilde zeggen, eindeloos en eindeloos vaak, tegen jou, tegen wie er maar wilde luisteren, als je het hoorde, als je het niet hoorde, omdat ik het wilde zeggen, omdat ik het moest zeggen. Maar jij sliep. Ik wilde je niet wakker maken.
Soms, als je naar me toegewend lag, legde ik mijn hoofd tegen je borst. Dat merkte je wel. Je werd er niet echt wakker van, maar legde al slapend een arm om me heen. Dan hoorde ik je hart kloppen. Dat was fijn. Jouw hart klopte zo dicht bij me. Het was van mij. Het klopte vanwege mij. Dat was natuurlijk niet waar, maar dat dacht ik graag. Ik dacht graag dat ik in jouw hart hoorde, zoals jij in het mijne woonde. Dat ik daar nooit meer weg zou gaan totdat je stierf. Op die manier was ik het die jouw hart deed kloppen. 's Nachts leek dat heel logisch.
Als je met je rug naar me toe lag, kroop ik tegen je aan. Ik vormde mijn lichaam naar het jouwe. Mijn knieën in jouw opgetrokken knieholtes. Mijn buik tegen jouw rug. Omdat ik kleiner was, kwam mijn gezicht in jouw nek uit. Een perfect holletje. Dan mijn arm om je heen, rustend op je buik. Even zoeken naar jouw hand. Jouw vingers vinden. Jou vasthouden. En dan in slaap vallen, met jou veilig opgeborgen in mijn armen, niet van plan je ooit nog te laten gaan. Want jou laten gaan is nooit mijn plan geweest.

SaudadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu