Het verhaal van een Bostrol

49 4 1
                                    

'Jij bent echt een idioot he.'

Ondanks alles geef ik haar groot gelijk aangezien ik de gene ben die nu in de modder aan het zwemmen is. Maar ja, modder was toch goed voor je huid, dat is toch een soort van pluspunt? Zo snel als ik kan krabbel ik omhoog waardoor ik bijna uitglijd, tenminste als het vreemde meisje me niet had geholpen. Daar staan we dan tegenover elkaar. De bostrol en het meisje. Als dit een sprookje was zou ik haar nu opeten en zou zij heel hard gillen. Maar dat doet ze niet. Integendeel zelfs, ze let niet eens op me. Wat ze wel doet is met een vies gezicht kijken naar een klein beetje modder op haar hand kijken. Aansteller. Toch ben ik van plan vriendelijk tegen haar te doen want waarschijnlijk ben ik dan eerder van haar af. 'Dus eh, dankje?' Begin ik stotterend. Hoe kan het dat zij me nu al van mijn stuk brengt? Ik stotter nooit maar dan ook nooit. Ik bloos nu vast ook maar gelukkig kan je dat niet zien door die bruine troep. Anders had ze het ook niet gezien want het meisje kijkt me niet eens aan maar heeft mijn pet wel nog steeds bij haar. Misschien lukt het als ik me voorstel. Mijn hand steek ik naar haar uit en ik begin. 'Ik ben..' Daar is dan eindelijk het moment dat ze begint te gillen. Maar niet om mijn bijzondere eetlust, nee. Ze gilt om mijn uitgestoken hand die er wel heel verdacht uitziet als iets dat net uit het graf is gekropen. Snel haal ik hem bij haar vandaan en laat mijn armen veilig langs mijn zij vallen. Beide zeggen we niets totdat ze eindelijk mijn pet geef zodat ik hem op kan zetten en weg kan gaan. Ik ben al een paar meter verder maar dan hoor ik haar roepen "wacht even!' Ik draai me om. 'Ik eh.. ik, je kunt maar beter niet zo over straat gaan als je wilt kan je wel even opfrissen bij mijn ehh huis.' In mijn hoofd moet ik lachen. Kennelijk heb ik nog steeds charmes als ik onder de modder zit. Ik besluit dat ik maar met haar meega. Wat heb ik te verliezen?

We lopen naast elkaar, beide stil verzonken in onze eigen gedachten. Die van mij gaan naar een mooie zomerdag toen ik acht was. Alles was toen nog normaal, ik was nog normaal. Ik klom in bomen, speelde in het zand, dit alsof ik een soldaat was of ridder. Mijn vader was toen nog bij ons. Toen was ik echt gek op hem. Met zn vieren gingen we een dagje naar het bos. Mijn moeder, vader, ik en onze oude hond waarvan ik niet meer weet hoe hij heette. De grond was modderig (hoe ironisch) en mijn vader hield mijn hand stevig vast zodat ik niet uitglee. Ik weet niet waarom ik hier aan moet denken. Waarschijnlijk omdat die dag het tegenovergestelde was van deze. Ik zou willen dat ik terug kon naar dat moment en het als een video steeds weer kon terug spoelen. Voor me doemt een klein bos huisje op. Ik kan bijna niet geloven dat hier mensen wonen. Zo klein en oud lijkt het. 'wacht hier. Ik pak even de sleutel' Zegt het meisje. Doordat de modder helemaal is opgedroogd waardoor ik mijn gezicht amper kan bewegen maak ik maar een zoemend geluid terug. Ze begrijpt vast wel dat ik daarmee iets van oke zeg. Ze komt terug en opent het huis. Een warme gloed komt me te gemoed en ik merk nu pas hoe koud ik het eigenlijk heb. In het huisje leid het meisje me naar de mini badkamer daar spring ik met kleren en al de douche in. Nog nooit heb ik zo genoten van zoiets simpels als warm water zoals nu. Langzaam begint de modder rond mijn gezicht los te komen en kan ik eindelijk weer normaal bewegen. Harde bonzen tegen de deur. Met grote moeite doe ik de douche uit, kleed me helemaal op mijn onderbroek na en loop met een handdoek om mijn middel de badkamer uit. Verveelt staat het meisje tegen de bruine leren bank aan. 'Pff dat duurde lang, en dan zeggen dat mannen veel minder aan hun uiterlijk doen.' Ze steekt haar neus omhoog. 'Ik ben Tara trouwens.' Mooie naam. 'Ik ben Carlos.' Ik had eigenlijk verwacht dat ze meteen zou herkennen toen ik uit de badkamer stapte maar misschien vond ze het wel zo onwerkelijk dat ze het niet geloofde. Maar nu herkent ze me wel nu komt het handtekengedoe. Ze kijkt me enkel nietszeggend aan. Ik geef haar nog een hint. 'Je weet wel. Die beroemdheid, ik ben Carlos Hastings.' Even is het stil dan begint Tara ineens heel hard te lachen. 'Tuurlijk' Zegt ze. 'En ik ben eigenlijk de kerstman.'

Zij is anders (Onhold)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu