"We hebben eten nodig." Mike had me meegenomen naar de parkeerplaats en hij had gelijk. Ik keek op uit mijn gedachten en zei iets waar ik die hele tijd over na had gedacht. "Misschien moeten we verder dan de parkeerplaats." "Wat?" Riep Mike uit. "Dat is veel te gevaarlijk! We weten niet wat voor gevaren daar op de loer liggen!" Ik wist dat Mike gelijk had, maar ik was het er niet mee eens. "Dus je wil voor eeuwig hier blijven? Wat was je van plan om te eten? Boomschors?" Schreeuwde ik gefrustreerd terug. "Kan best lekker zijn..." Nu was ik kwaad. Ik kon gewoon niks meer hebben. "Ik ga eten zoeken!" Snauwde ik. Ik moest van hem weg. Gewoon even alleen zijn. "Oké." Mike scheen het te begrijpen en liet me alleen. Ik liep terug richting het meer. Bij de rand van de open plek bij het meer bleef ik staan en keek om me heen. De lucht rook hier lekker en het leek me nieuwe krachten te geven. Tegelijkertijd voelde ik ook hoe moe ik was. Ik zakte verdrietig tegen een boom aan en nam de omgeving in me op. Het was een mooie plek. Het meer was helderblauw en er lag een geheimzinnige glinstering op het water. Om het meer was hei en boven de hei hing een soort mist. Het gaf het geheel een mysterieuze uitstraling. De aanblik deed me huiveren. Langzaam dommelde ik weg, maar het rare was dat mijn slaap droomloos was. Ik wist niet precies hoeveel tijd er voorbij was, maar plotseling werd ik wakker. Er klonk een ijzige gil. Ik sprong op en keek om me heen, maar ik zag niks. De gil bleef aanhouden. Waar was Mike? Angstig zocht ik om me heen. "Mike! Mihike!" Ik liep zoekend over de open plek. Ik schreeuwde, maar kreeg geen reactie. Ik liep verder het bos in. Na een uurtje lopen herkende ik niks meer. Maar ik liep verder en ondertussen vertelde ik mezelf dat ik Mike zou vinden en op de open plek zou uitkomen, maar na een paar uur lopen, kon ik het niet meer ontkennen. Ik was hopeloos verdwaald. Mijn ogen vulde zich met tranen. Ik wilde naar huis. Ik dacht aan mijn warme bedje en aan mijn vrienden, mijn familie en Mike. Ik wilde dat hij hier was. Ik besloot door te lopen, want ik kon niks anders. Ik besloot terug te gaan naar de open plek, maar ik had geen flauw idee waar die was. Dus volgde ik mijn richtingsgevoel. Waarschijnlijk bracht dat mij precies de verkeerde kant op. Ver weg hoorde ik weer die angstaanjagende gil. Maar ik was te moe om bang te zijn. Ik keek voor me en zag de bosrand. Met m'n laatste krachten liep ik naar de bosrand en liet mezelf vallen. Gewoon een klein hazenslaapje vertelde ik mezelf en ik viel in een diepe, droomloze slaap. Toen ik wakker werd, stond de zon al hoog aan de hemel. Goed dat hazenslaapje was compleet mislukt. Het had echter een voordeel. Ik was niet meer moe, maar in plaats van vermoeidheid had ik hele erg dorst en honger gekregen. Ik had alleen geen flauw idee waar het meer was en ik wist ook niet wat eetbaar was. "Ik ga deze wereld in!" Het klonk zekerder dan dat ik was, want een slim idee was het niet, maar het was de beste die ik had. Ik begon aan mijn weg. Ik hoopte om in de bewoonde wereld terecht te komen. Hoe? Dat was de grote vraag. Ik liep aan een stuk door, maar met elke stap werd de dorst erger. Toen de zon z'n hoogste punt had bereikt hield ik het niet langer vol. Ik was uitgedroogd. Ik voelde een zwarte waas voor m'n ogen trekken en dacht dat dit m'n einde was. Plotseling sprong er uit de struikjes een man. Hij leek in eerste instantie van mij te schrikken, maar ik schrok erger. Ik maakte een geluidje wat een gil moest voorstellen, maar door mijn droge keel kwam het niet echt in de buurt. Hij moest van de schrik zijn bekomen, want ik voelde hoe hij me ruw bij m'n arm beetpakte. Ik probeerde me te verzetten, maar door de dorst had ik geen kracht meer. Ik wilde net opgeven, toen ik zijn greep voelde verslappen. Mijn intuïtie nam het van me over. Ik rukte me los en rende weg. Uit wat andere struikjes kwam iemand tevoorschijn. Ik kon niet goed zien wie het was en wilde me omdraaien, maar hij pakte me vast en trok me mee de struikjes in. Ik gilde totdat ik een bekende stem "Ssssssjt!" hoorde zeggen. "Mike." Bracht ik stamelend uit. "Bedankt!" Toen zakte ik weg in een wereld tussen leven en dood. Ik voel alleen nog hoe mijn lippen bevochtigd werden.
JE LEEST
Droomwereld
FantasyOoit zal er iemand komen. Iemand met vele dromen. Iemand met dromen mooi, maar kort Maar of diegene er ook blij van wordt. Als deze dromen langer zouden duren.