Zondag 23 september 2018
Casablanca. Wat een prachtige stad. Bij aankomst had ik verbijsterd naar de haven gekeken. Eenmaal aangemeerd met het zeilschip viel mijn oog al snel op een enorme moskee aan de kust. Hoewel ik zelf in iets anders geloof dan de islam, vond ik de moskee echt prachtig. Nu ik bij aankomst al zo verrast was, was ik meteen benieuwd naar de rest van de schoonheden in de stad.
Het zeilschip lieten we veilig achter in de haven en samen liepen Noud en ik richting de winkels van de stad.
Al snel had ik het tegen Noud gezegd: 'Tot nu toe ben ik naast Nederland in de landen België, Frankrijk, Italië en Spanje geweest. Op een gegeven moment denk je dat je het wel gezien hebt, maar elk land lijkt je te verrassen. De manier van bouwen, de inrichting van de omgeving, de mensen en hun normen en waarden. Het is elke keer weer anders.'
Noud had geknikt en antwoordde daarna: 'Ja, ieder land lijkt wel een soort cadeautje te zijn dat je moet uitpakken en elke keer zitten er weer andere dingen in.'
Met die vergelijking had ik hem met een lach aangekeken, waarna hij verontwaardigd zijn handen ophief en vervolgde: 'Wat? het is zo!'
'Je hebt ook wel gelijk, maar die vergelijking... Hoe kom je er überhaupt op?' had ik al grinnikend gereageerd.
Een grijns verscheen op zijn gezicht en al snel stak hij mij aan met zijn grijns.We struinden door de straten van de prachtige stad, vulden onze rantsoenen aan en ruimden dit op op het schip. Daarna zijn we met zijn tweetjes in de stad gaan eten. We moeten ook genieten van onze tussenstops, had Noud gezegd. Daar was ik het wel mee eens. Voorlopig zouden we niet meer aanmeren, dus even hier genieten kon wel. Ik had een bord couscous genomen en Noud tajine. Tijdens het eten hadden we veel gepraat. Het was alsof we even op vakantie waren.
Op weg terug naar de haven waren we nog altijd niet uitgepraat. Een glimlach sierde mijn lippen toen ik een arm om mijn middel voelde.
'Ik ben blij om met jou op deze reis te mogen gaan, Tia,'' had hij gezegd.
Het ontroerde mij en met vochtige ogen had ik zijn richting op gekeken.
'Noud, ik had geen betere reisgenoot kunnen hebben,' had zij gereageerd.
Hij moest nu ook glimlachen en dat bleef tot we bij het zeilschip aankwamen. We gingen het schip op en gingen de cabine in. Het was de bedoeling om meteen naar bed te gaan, maar dat gebeurde niet. We hebben zeker een uur bij de kachel gezeten. Zijn arm was om mijn middel geslagen en mijn hoofd lag op zijn schouder. Ik had wat willen zeggen, al weet ik niet meer wat, en tilde mijn hoofd op. Hij deed hetzelfde en diep keken we elkaar aan in de ogen. Mijn ogen dwaalden onbedoeld af naar zijn lippen. Gespannen had ik hem aangekeken. Hij had het gezien en gevoeld. Net toen ik bijna toegaf aan mijn impulsiviteit, trok hij zich terug.
'We moeten maar eens gaan slapen, denk ik,' had hij gezegd.
Het enige wat ik heb gedaan was instemmend knikken.Nu, een kwartier later, ligt hij op bed en zit ik nog aan de tafel. Ik begrijp maar weinig van wat er vanavond gebeurd is. Hij evenmin. We zijn vrienden. Gewoon vrienden. Niets meer en niets minder. Dat is altijd al zo geweest en dat zal altijd zo zijn. Toch? Ik hoor maar dat de gebeurtenis van vanavond niks verpest.
Morgen zullen we de haven weer uit varen. Europa ligt al achter ons en straks ook Marokko. Dat betekent dat we voor een lange tijd op ons eigen gewezen zullen zijn. Die tijd wil ik niet met een ongemakkelijke sfeer doorbrengen. Morgen zal ik het ophelderen. Het was niets. Het was gewoon leuk en gezellig. Als vrienden. Gewoon vrienden.
JE LEEST
Iter Somniorum
AdventureZover als het oog reikt, zie ik het water zachtjes golven. Ik dobber mee op het water, al op het zeilschip staand. Klaar om te vertrekken. Als ik over de zee kijk, houdt het water aan het einde op met enkel een streep nog zichtbaar voor het blote oo...