hoofdstuk 11

379 23 0
                                    

Een paar dagen later is Rob wat teruggetrokken in zijn eigen kamertje. 

Milo, brandweerman van beroep, werkte diensten van twaalf uur om de zieken op te vangen. Raoul en Matthyas moesten, met heel veel tegenstribbelen, weer naar school en Koen bevond zich in de luxe positie dat hij vanuit huis kon werken om er ook voor zijn zoontje te zijn. 

Rob fluistert vooral richting zichzelf wanneer hij aan het spelen is. Altijd zit hij in de hoek van de kamer, in zijn eentje. Hij bloost bij het kleinste beetje aandacht en zal nooit alleen naar buiten gaan. 

Koen vindt dat laatste absoluut niet erg. Pas als Wes is gevonden en achter slot en grendel zit, wil hij voorkomen dat Robbie alleen naar buiten gaat. 

Er zijn meer dingen die de man opvallen ten opzichte van zijn andere twee kinderen. Rob is een stil, verlegen kind. Matthyas en Raoul waren dezelfde kinderen, terwijl Milo en Koen beide erg extrovert waren. 

Rob eet heel traag en de enige keer dat Koen een glimlach uit zijn zoon krijgt is als hij hem instopt in zijn bedje. Wanneer hij uiteindelijk slaapt, vervaagd ook zijn glimlach. 

Vandaag, om elf uur op een vrijdagochtend, is Robbie nog in zijn kamer en hij zat daar al sinds hij zijn ontbijt had gegeten met zijn broers. 

Koen probeert hem de tijd te geven die hij nodig heeft, maar het valt hem zwaar. Hij tikt verder maar het lijkt niet binnen te komen bij de man. Hij moest nog drie zaken voorbereiden maar het valt hem onwijs zwaar omdat hij zich niet kan concentreren. Hij kan niks meer onderscheiden en hij vindt het onwijs moeilijk om ermee aan de slag te gaan terwijl zijn zoon boven is. 

Hij kon het ook niet. Hij kon niet doen alsof alles nu goed was nu Rob weer thuis is. Want dat was het niet. De achtjarige sluit zichzelf op in zijn slaapkamer alsof hij een depressieve puber is, zoals Matt jaren is geweest. 

De slaapkamerdeur van Rob is niet helemaal dicht als Koen toekomt, maar toch klopt hij op de deur om zijn aankomst aan te kondigen bij zijn middelste zoon. Hij krijgt alleen geen reactie van de jongen dus duwt hij de deur een beetje open, hij wil de jongen niet wakker maken mocht hij inslaap zijn gevallen. 

Als hij de kamer binnenstapt, lijkt deze op het eerste gezicht leeg. De paniek vliegt hem alweer om het hart. Was zijn zoon weer onder zijn neus verdwenen? 

Maar net wanneer hij in blinde paniek zijn man en de andere hulpdiensten in wil lichten, beweegt het rode gordijn iets. Ze raken de vloer net niet aan en in het kleine gaatje, ziet hij de twee kleine voetjes van zijn middelste zoontje. 

"Rob, maatje," begint de man kalm en voorzichtig, "wat doe je hier vriendje?" Koen trekt voorzichtig aan het gordijn en kijkt recht in de ogen van zijn kind. Zijn knieën heeft hij opgetrokken en hij leunt tegen de muur aan. Zijn drie knuffels heeft hij in zijn handen en Flip houdt hij wel het stevigste vast van allemaal. 

Rob kijkt op naar zijn vader, haalt zijn schouders op en laat daarna weer zijn hoofd zakken. Koen schudt meteen zijn hoofd. "Hey. Nee maatje, dat doen we niet hier. Praat met me jongen." 

Rob snikt een beetje bij die woorden, en dan, tegen Koen zijn verwachting in, begint hij weer hartstochtelijk te huilen. Hij huilt zo hard dat Koen zichzelf afvraagt of hij wel fatsoenlijk adem kan halen tussen het huilen door. 

Als Koen de jongen probeert te troosten, begint hij juist nog harder te huilen. "N-nee. Ga weg! Jij bent mijn papa niet!" 

Koen zijn ogen vullen weer met tranen en hij schrikt van de uitbarsting van zijn jongen. Koen wil iets zeggen, al is het maar klein, maar hij kan zichzelf er niet toe zetten om iets te zeggen. Hij moet het ook verwerken wanneer Robbie ineens de kamer uitrent. 

geknechtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu