Hoofdstuk 2

3 0 0
                                    

Hoofdstuk 2

Vanuit mijn hoekje in het klaslokaal kijk ik naar Aiden. Hij is vrolijk in gesprek met een aantal jongens naast hem. In de uren die hadden gevolgd was hij iedere keer zo ver mogelijk van mij vandaan gaan zitten. Nu ook weer. Zijn ogen draaien onopgemerkt mijn kant op. We staren naar elkaar, ik kan geen emotie op zijn gezicht bespeuren. Dat komt nog wel, als hij weet wat ik heb gedaan. Hij zal me nooit meer durven aankijken. De bel gaat, tijd voor de lunchpauze. Vlug grijp ik mijn tas en verlaat als eerste het lokaal. In mijn haast klapt mijn hand tegen de arm van Aiden. Ik kijk niet om.

Ik zoek mijn sleutel en dump mijn boeken in mijn kluisje. Ik kijk in het spiegeltje dat ik aan de binnenkant van het deurtje heb bevestigd. De mascara zit dik op mijn wimpers en heeft vlekken achtergelaten op mijn wangen. Ik besef dat ik huil. Snel pak ik een tissue en veeg het weg. Ik kijk even om mij heen om te zien of iemand het heeft gezien. Lucy kijkt mij bezorgd aan. Ze is ooit mijn vriendin geweest, dat dacht ik ten minste. Ik sluit mijn kluisje en loop richting de kantine. Alle ogen richten zich op mij als ik binnenloop. Het is voor het eerst dat ik weer in de kantine eet. Mensen gaan verzitten en enkelen lopen zelfs weg. Ik ga zitten aan een leeg tafeltje. De meeste leerlingen gaan verder met eten en kletsen, anderen houden mij nauwlettend in de gaten. Een meisje werpt constant woedende blikken, ik probeer er niet op te letten. Ik pak mijn boterhammen uit mijn tas. Het meisje staat op en loopt naar mijn tafel. Ik kijk strak voor mij uit terwijl ik een hap neem. Ze buigt haar hoofd naar mijn oor, ik voel haar warme adem.
'Freak,' sist ze.
Ik antwoord niet, haar hoofd is nog steeds dreigend dichtbij mijn oor. Ze lacht zachtjes.
'Je zult het niet makkelijk krijgen,'
Ze draait zich met een enkele draai om en loopt heupwiegend weer terug naar haar tafeltje. Haar vriendinnen lachen met haar mee. Ik hoor de deuren van de kantine klapperen. Een groepje jongens komt binnen, één van hen herken ik. Aiden. Hij kijkt rond, zoekt hij mij? Ik probeer me te verbergen door mijn hoofd weg te draaien en diep weg te duiken in mijn vest. Voorzichtig kijk ik zijn kant op. Hij glimlacht. Hij heeft mij gezien. Ik wil opstaan, maar hij is veel te snel bij mijn tafeltje. Hij zet zijn tas op tafel. Meerdere mensen houden ons in de gaten. Ik ben gevaarlijk. Hij gaat zitten.
'Ik denk dat ik me nog niet goed heb voorgesteld,'
'Jij bent Aiden en je leven interesseert mij niet. Ga weg.'
'Waarom zit je eigenlijk alleen?'
Ik bal mijn vuist. Wat moet hij van me? Ik sta op. Het is plots heel stil in de zaal. Iedereen wacht af op wat ik ga doen. Ik hoor zacht geroezemoes. Ik haal diep adem en buig naar voren. Ik zie hem slikken.
'Samara, wat doe je?'
Hij trilt een beetje, ik buig nog iets verder naar voren en laat dan alles los.
'Laat me met rust!'
Ik grijp mijn tas van de grond en loop woedend de kantine uit. Iedereen kijkt mij na terwijl ik door de gang loop. Een leraar stopt mij, ik ruk mijn arm uit zijn hand en ren naar buiten. Dikke regendruppels dalen op mijn neer. In de verte hoor ik het gerommel van onweer. Een flits verlicht de hemel. Ik ben doorweekt. Ik heb het verschrikkelijk koud, maar weiger om terug naar binnen te gaan. Ik besluit om op een bankje op het schoolplein te gaan zitten. Al snel weet ik niet meer of de druppels op mijn wangen regen of tranen zijn. Iemand roept iets. Een door de regen verhulde schaduw rent naar mij toe. Aiden.
'Samara.'
Ik knijp mijn lippen strak op elkaar. Ik probeer hem niet aan te kijken.
'Waarom deed je dat? Waarom praat je niet gewoon met mij?
'Je weet niet wie ik ben.'
'Ik wil graag weten wie je bent. Ik wil de ware Samara zien.
'Je weet het niet.'
'Wat bedoel je?'
'Je weet niet wat ik heb gedaan.'
'Wat heb je gedaan?'
'Ik kan het je niet vertellen.'
Ik begin te snikken.
'Vertel me het, ik wil het weten.'
'Ik kan dat niet doen, je komt het vanzelf wel te weten.'
'Ik wil het van jou horen.'
Hij legt zijn hand op mijn rug. Mijn rug bevriest, alle warmte lijkt uit mij te worden gezogen. Zijn wangen worden rood en op zijn voorhoofd verschijnen zweetdruppels. Ik vraag me af hij verkouden is. Hij haalt zijn hand van mijn rug. Warmte stroomt weer door mijn lichaam. Ik glimlach naar hem, waarom had ik mij zo vreselijk gedragen tegenover deze jongen? De bel gaat. Samen lopen we naar de deur. Hij wilt het al open doen, maar ik pak zijn arm.
'Kom na de sportles naar het bankje.'
Dat is alles wat ik zeg voordat we samen de school in verdwijnen.


~ I'm not a freak ~ Samara

Veren -Samara 1#Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu