De uren vliegen voorbij, honderden gedachtes wisselen zich af in mijn hoofd. De zon begint langzaam op te komen en het ochtendzonnetje zorgt net voor genoeg licht om iets te kunnen zien. Hier en daar zie je een schaduw van een boom en een paar donkere vlekken. Goed zicht kan je het niet noemen maar het blijft beter dan het pikkedonker, hoewel dit een angstaanjagend gevoel geeft. Niemand weet dat ik hier ben en niemand wist überhaupt dat ik sterk genoeg was om hier heen te gaan. Zo wisten ze wel meer dingen niet, behalve Zoë dan. Denk ik.
Mijn maag begint te rammelen, nu al? denk ik bij mijzelf. Ik heb geen idee waar ik ben, dit is zo'n beetje de kant van het bos waar je nooit iemand ziet. Ze noemen het "der Lockwood" het is een bos midden in de bergen. Er schijnen ooit mysterieuze dodelijke wezens gezien te zijn. De meeste mensen die er heen gaan zie je niet meer terug. Of het echt waar is weet ik niet maar voor zover ik weet woont er geen één mens. Ze zijn bang gemaakt door oude verhalen en mythes, en daar zit ik dan. Midden in het bos, gewond en half uitgehongerd. Misschien moet ik gewoon terug gaan, serieus wat dacht ik dat ik hier altijd zou kunnen blijven. Ik probeer me op te trekken aan een boomstam en mijn hemd blijft haken achter een tak. Lekker nog een scheur. Als ik weer stevig op beide benen sta hoor ik een gil. Een schele gil die na trilt tot in je botten. Het geeft me de rillingen. Het was zeker weten een meisje en het klonk niet zo ver weg. "Ga er heen" zegt mijn gevoel. Maar mijn verstand zegt "je bent gewond en slap wat kan jij nou doen." Een tweede gil volgt, deze is nog erger. Ik begin te rennen, steeds dieper het bos in. Ik negeer de pijn in mijn boven zij, sommige mensen in de oorlog rennen met een half been. Dus gewoon eventjes doorzetten, ik zink in mijn gedachten. Letterlijk. Ik let niet op en struikel over een prikkelende tak, baf. En daar lig ik dan voorovergevallen in de middle of nowhere. Mijn ribben kregen een enorme klap en ik kan het gewoon even niet meer inhouden. De tranen stromen over mijn wangen, het voelt alsof mijn hele lichaam het begeeft. Alles prikt en doet pijn ik doe voorzichtig mijn ogen open en verbaast genoeg zie ik een paar ogen terug staren. Donker bruine ogen kijken me emotieloos aan. Er ligt een meisje voor me op de grond, ze heeft donkerbruin haar en is spierwit. Ik twijfel of ze dood is maar dan knippert ze. Ze gaat op haar knieën zitten en voelt even aan haar achterhoofd. Ik zie dat haar vingertoppen bezaaid zijn met bloed, ze loopt naar me toe en gaat voor me zitten. Heel voorzichtig. Ze zegt iets maar de woorden vliegen langs me heen dan loopt ze weg. Ze versnelt haar pas en kijkt even achterom, ik probeer naar haar te schreeuwen maar het lukt niet. Mijn oogleden worden zwaar en de wereld om mij heen verdwijnt. Het voelt best fijn om even nergens aan te denken en voor ik het weet ben ik weg. Weg met mijn gedachten.Ik ruik vuur en eten, ik denk terug aan de tijden vroeger in Oostenrijk. Het roept meteen weer herinneringen boven. Ik hoor mijn moeder haar stem weer "het spijt me lieverd". Mijn ogen gaan open en ik zie een wazige bol naast me zitten. Het maakt geluid en ik schrik overeind, niet erg slim. Een stekende pijn trekt omhoog naar mijn zij en ik begin te gillen. Ik val terug in het zachte matras onder me, ik zie een harige kat raar terug kijken. Hij heeft precies dezelfde ogen als het meisje, verward kijk ik naar de kat. Ik hoor rennende voetstappen en een oude damen staat over me heen gebogen. Ze glimlacht vriendelijk en helpt me zitten in een houding die geen pijn doet. "Je ziet er niet best uit kind" zegt ze. Ik wrijf in mijn ogen en kijk rond. Een piepklein houten huisje. Naast de deur staat een kapstok met mijn hemd. Verward kijk ik naar mijn eigen lichaam een rood jurk achtig ding bedekt mijn lichaam. Ik lig in een zacht tweepersoonsbed, voor mijn bed staat een tafel met een paar stoelen. Rechts in de kamer staat een bank bij een openhaard en links is een klein keukentje. Op de bank zie ik het meisje zitten, ze leest aandachtig een boek. De vrouw legt een washandje op mijn voorhoofd en gaat op de rand van mijn bed zitten. Ze kijkt me onderzoekend aan maar zegt niks. Ze loopt naar de openhaard en haalt iets uit een zwart ding, mijn zicht is nog een beetje wazig. Ze komt aanlopen met een kom in haar handen, het huis wordt gevuld met de heerlijke geur van soep. Ik wil de kom aanpakken maar ze trekt hem weg. "Jij krijgt eten als je mij gaat vertellen wat er gebeurd is." "Dat kan u beter eerst aan mij vertellen" snauw ik. "Emily vond je gisterochtend midden in het bos, ze ging hulp halen en we hebben je samen hierheen gedragen. We hebben je verzorgd maar ik vraag me gewoon af wat je daar deed. Want je hebt hier niks te zoeken." Ik zucht, "Mag ik misschien eerst wat eten? Zou wel zo fijn zijn ." Ik pak de hete kom van haar aan slok de soep naar binnen. Wat moet ik haar nou gaan vertellen? De vrouw begint te praten "Laten we beginnen bij het begin, wat is je naam?" "Zenna" antwoord ik. Zodra ik de lege kom soep naast me neer zet stormt de kat erop af. Ze begint de hele kom leeg te likken en hier en daar hoor je een enorme smak. De vrouw kijkt me ernstig aan, "Wat deed je hier nou in godsnaam je hebt geluk dat je nog leeft. Je moet dit serieus nemen het is hier echt gevaarlijk, ik woon hier al een paar jaar en ik kom zelfs bijna nooit buiten." Die vrouw heeft me verzorgd en eten gegeven en ze ziet er aardig uit dus waarom zou ik het niet gewoon vertellen. Ze wordt de eerste persoon met wie ik erover praat. "Ik lag in het ziekenhuis door een ongeluk met mijn paard. Ik had een paar ribben gebroken en gekneusd vlak daarna kreeg ik het nieuws dat..." Mijn gedachtes vliegen terug. Tranen komen weer naar boven en een snik ontsnapt mijn mond. Ik hoor mijn moeders stem weer "het spijt me lieverd." " Ga verder kind" zegt de vrouw en ze pakt mijn hand vast. Ik zie dat Emily het boek weg heeft gelegd en rechtop is gaan zitten, haar ogen kruisen de mijne. Ze geeft me zo'n raar gevoel dus ik kijk snel weg. Stotterend begin ik te praten "Dat dat" ik schraap mijn keel en ga verder. "Dat mijn vader is overleden." Ik begin te huilen en zie alle beelden uit Oostenrijk weer voor me. 357. Me moeder en vader waren zo gelukkig samen. Ik heb eigenlijk nooit geweten waarom ze gescheiden zijn. De vrouw kijkt me bezorgd aan, ze geeft me een knijpje in mijn hand en loopt weg. De kat naast me zit tevreden zijn bek af te likken. Hij heeft een rood bandje om zijn wollige nek hangen met een klein zilveren plaatje eraan. "Molly" staat erop. Molly? Ik kijk verbaasd naar het hangertje in mijn hand, er staat toch echt Molly. Wat grappig zo heette mijn kat vroeger ook! Emily komt naar mijn bed gelopen. Ze is spierwit, ze heeft een wollen rode jurk aan. Dezelfde kleur als mijn jurk. Daaronder steken hoge grijze kniekousen uit. Ze heeft het duidelijk koud en kruipt onder de dekens aan de andere kant van het bed. De kat komt meteen op haar schoot zitten en begint lief te spinnen. Ze kijkt me aan "Niemand mag weten dat wij hier zijn" zegt ze. Ik kijk haar raar aan, hoe wil ze dan dat ik terug ga? Ze kijkt me aan en lacht "Niet dus" "Waarover heb je het?" Vraag ik voorzichtig. "Jij wou weten hoe je dan terug moet, het antwoord is niet. Je gaat niet terug"
JE LEEST
Lockwoods.
General FictionDit verhaal gaat over mij. Mijn naam is Zenna. Oftewel Zenna Bo Reesce Bambina. Hier lees je over mijn leven. Mijn boek is voor iedereen want ik vind dat je zelf moet bepalen of je dit wilt lezen. 1 ding dit boek bevat heel heel af en toe groftaalge...