10.

14.8K 613 29
                                    

Geschreven op: 01-08-2015

Willow
Nadat Ari me eindelijk knap genoeg vindt, neemt ze me mee naar de keuken.
Tenminste, dat zegt ze. Volgens mij wil ze naar de andere kant van de wereld lopen. Mijn hemel wat is dit huis groot!
Blijkbaar heb ik mijn gedachten hardop uitgesproken, want ze glimlacht breed en begint wat uit te leggen.
"Dit is ons roedelhuis, hier woont de Alfa, Caiden dus, samen met zijn familie. Ook alle strijders en de meeste trainende pups wonen hier. Het komt neer op ongeveer 160 mensen. Het huis heeft zes verdiepingen, waarvan de begane grond de algemene ruimtes bevat."
Ik knik en probeer alle informatie in me op te nemen. Ik loop gewoon achter haar aan, ik doe allang niet meer de moeite om te weten waar we naartoe lopen, het is duidelijk dat ik toch wel zal verdwalen.
Ari loopt verrassend snel, net zoals ze met alles snel is. De make-up had ze binnen drie minuten al klaar, en ik moet zeggen dat ik er zeer tevreden mee ben. Vooral de kleur van de lipstick vind ik mooi.

Als we na iets wat wel uren lijkt aankomen in de keuken, loopt ze direct door naar het aanrecht, wat al net zo gigantisch is als de rest van de keuken.
"Wil je wat eten? Brood misschien? Of pannenkoeken? Fruit kan ook nog, of wafels. Ik kan alles maken voor je, als je wil," vraagt Ari.
Mijn maag antwoordt al voor me met een gênant rommelig geluid en met vuurrode wangen knik ik.
"Maak het maar allemaal Ari," klinkt er ineens achter me, waardoor ik een sprongetje maak van de schrik.
Caiden staat in de deuropening en hij ziet er weer onweerstaanbaar knap uit met zijn donkere jeans en een wit shirt.
Wacht wat? Mijn gedachten gaan alle kanten op vandaag.
Hij moet mijn vragende blik gezien hebben, want hij antwoordt op iets waar ik helemaal geen vraag over had.
"Je moet goed eten, kleine mate. Daarnaast zijn de strijders bijna klaar met hun training."
Ari sputtert verontwaardigd. "Dus nu verwacht jij dat ik voor al die zwetende wolven ga koken? Dat dacht ik niet mister, ze kunnen gemakkelijk hun eigen lunch verzorgen."
Caidens ogen verduisteren zichtbaar en een spiertje bij zijn kaak trilt. "Je mag misschien mijn zus zijn, Ariella, maar dat betekent niet dat je me mag disrespecteren!" Hij klinkt heel erg boos en ik krimp ineen, zelfs al waren zijn woorden niet voor mij bedoeld.
"Sorry, Alfa," klinkt het zachtjes uit Ari's mond.
Ik weet zeker dat mijn mond open hangt. Als ik een zus of een broer gehad zou hebben zou ik nooit zo tegen hem of haar praten. Nou ja, ik heb dan ook geen broers of zussen, dus wat weet ik ervan.
Een beetje angstig nog om te praten mompel ik zachtjes dat ik Ari wel wil helpen met koken.
Ze kijkt me geschrokken, maar met een glimlach aan. "Weet je het zeker? Het hoeft niet hoor, ik kan het wel alleen."
Ik wuif haar protesten weg, "Nee nee, ik help wel. Ik vind koken leuk!" En dan hoef ik in elk geval niet alleen te zijn met die Caiden, voeg ik daar in gedachten aan toe.

Zo gezegd, zo gedaan. Terwijl Caiden vanuit een hoekje van de keuken toekijkt, gaan Ari en ik aan de slag met pannen en kommen, ingrediënten en ander keukengerei.
Ik kan het niet helpen, maar ik vind het geweldig, chefkoks zouden huilen om in deze keuken te mogen koken, zo groot en geweldig. Ze hebben er echt alles!
Ik besluit om pannenkoeken en koekjes te bakken, terwijl Ari begint met het maken van verschillende sandwiches.
Zodra we genoeg hebben om een voetbalstadion vol mensen eten te kunnen geven, geeft Ari aan dat ze wel genoeg hebben en niet veel later komt er een grote groep mannen van 18 tot 26 jaar de keuken binnen.
Allemaal zien ze er gespierd, bezweet en verschrikkelijk knap uit.
Ik moet lachen als ik merk dat ze meteen naar het eten lopen en aanvallen op het voedsel. Direct nadat ik grinnik kijken er een aantal op. Ik voel hoe ze me aandachtig bekijken, waardoor een blos op mijn wangen kruipt.
Achterin de keuken gromt Caiden - dat kan nooit goed zijn voor zijn kwel - als hij het ook opmerkt. Alle mannen die opkeken, kijken meteen de andere kant op en richten hun aandacht weer op hun eten.
Ik glimlach als een van de mannen, of wat ik beter kan zeggen, een jongen, zijn hele bord volschept met mijn koekjes.
Ik stap op hem af, mijn verlegenheid vergetend. "Hoi!" zeg ik vrolijk als ik naast hem sta. Hij lijkt ongeveer even oud te zijn als ikzelf, waardoor ik me een stuk minder geïntimideerd voel dan bij de andere mannen.
De jongen kijkt me aan en neemt me in zich op, waarna hij terug glimlacht.
"Hoi, heb ik jou hier al eens eerder gezien?" vraagt hij.
Ik schud mijn hoofd. "Nowp," antwoord ik, de 'p' poppend laten klinken. "Ik ben hier pas net."
Hij steekt direct zijn hand naar me uit. "Finn," zegt hij.
Ik schud zijn hand. "Ik ben Willow."
"Aangenaam, Willow," grijnst hij, wat hem meteen een harde en angstaanjagende grom van Caiden oplevert, die met donkere ogen vanuit de andere kant van de kamer naar het tafereel kijkt en plots deze kant op komt lopen.
Ik ben niet de enige die er doodsbang uitziet, ook Finn kijkt alsof hij de duivel ziet naderen.
Met een simpele beweging houdt Caiden zijn hand om Finns nek heen, tegen de muur. Ik kan alleen maar naar adem happen van de schrik terwijl Finn vecht naar adem.
"Raak. Haar. Niet. Aan." Zijn stem klinkt donker, vol autoriteit, als hij elk woord apart benadrukt.
Ondertussen ben ik ver genoeg van de schrik bekomen om te schreeuwen.
"Laat hem los! Laat hem los Caiden, je bent hem aan het stikken! Hou op!"
Hij lijkt niet naar mijn woorden te luisteren en gaat gewoon door met het vermoorden van Finn.
Ari komt naar me toegesneld. "Raak zijn arm aan, of zijn middel, maakt niet uit wat. Kalmeer hem! Hij kalmeert door jouw aanraking Willow." Ook zij lijkt bang voor haar eigen broer.
Ik tril van angst, maar weet dat ik snel iets moet doen, anders overleeft Finn het niet.
Ik begin tegen Caiden aan te duwen. "Hou op. Hou op. Hou op jij afgelikte boterham!"
Ik weet niet waarom hij Finn laat vallen, maar wat ik dan ook gedaan heb wat hem daartoe leidde, ik ben blij.
Of het nou mijn aanraking was, of hij er gewoon klaar mee was of omdat mijn scheldwoord zo vreemd was, hij is gestopt, dus ik ben blij.
Finn ligt nog maar half bij bewustzijn op de grond, nog steeds vechtend naar adem.
Ik wil naar hem toe rennen, maar Caiden houdt me vast bij mijn middel en houdt zijn neus in mijn nek, alsof hij aan me snuift.
Gek.
"Laat me los, idiotige theezak!"
Veroordeel me niet, maar ik heb geleerd uit ervaring dat vreemde scheldwoorden vaak beter werken omdat mensen om me moeten lachen, waardoor ze me loslaten en ik kan vluchten.
Dat is dan ook exact wat ik doe als hij me verbaasd om mijn woorden loslaat.
Ik ren.

MatedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu