Part 1

45 4 2
                                    

Lieve Edward, 

Hier ben ik weer, na lange tijd. Hoe is het met je? Wat heb ik jou gemist zeg. We hebben lang niet geschreven. Waarom eigenlijk niet? In ieder geval, ik wilde je spreken. Je bent immers nog steeds mijn allerbeste vriend. En aan beste vrienden moet je natuurlijk alles vertellen. Nou, hier komt het. Ik ben verliefd! Ja, je leest het goed, verliefd. Ik, Lynn Stewart, is verliefd. Smoorverliefd. Zijn naam is Dean. Ik zal proberen uit te leggen hoe het is gegaan.Dean kwam nieuw bij ons in de klas. Toen hij binnen kwam was mijn eerste indruk: uitslover. Ik vond hem super irritant! Hij zag er altijd op en top perfect uit, zijn haar zat nooit verkeerd, en zijn glimlach was het aller irritantste. Toen ik dit aan mijn vriendin Sofie vertelde, zei ze gelijk: 'jij bent verliefd.' Ik lachte haar keihard uit. Maar Sofie had gelijk, zoals altijd. Ze zei dat ik me er aan irriteerde dat alles zo perfect was, maar in haar ogen was hij helemaal niet perfect. Zijn haar zat regelmatig slecht, zijn kleren waren ook niet super goed gestijld, en zijn glimlach had niks aantrekkelijks. Ik vond hem dus volgens haar super leuk, alleen hield ik mezelf voor de gek. Ik wilde het niet toegeven. Met die gedachten ging ik naar huis. Had Sofie nou alweer gelijk? Ja, dat had ze. De volgende dag kwam ik op school. Het eerste, misselijkmakende uur was natuurkunde. Ik slofte, zoals gewoonlijk, met een chagrijnig hoofd het lokaal binnen. Toen ik opkeek zat Dean naast mijn plekje. Mijn hart vloog in mijn keel. Ik mijn handen knijpend liep ik naar mijn plaats. Hij keek op en lachte met die super irritante glimlach van hem. 'Sorry, ik wist niet dat jij hier zat. Vind je het erg als ik naast je zit? Anders ga ik wel in mijn eentje zitten hoor' zei hij kwetsbaar. 'Nee, geen probleem' zei ik, nog steeds een beetje geschrokken van het feit dat ik nu de hele les naast de persoon zat waarvan mijn vriendin zei dat ik verliefd op was. En natuurlijk, we moesten een opdracht doen waarbij we moesten samenwerken. 'Snap jij het?' vroeg hij nadat we in stilte de opdracht hadden doorgelezen. Ik schudde mijn hoofd. 'Natuurkunde is mijn slechtste vak.' Dean lachte, weer met die lach die ik niet kan uitstaan. 'Dan wordt dit geen hoog cijfer, mijne ook namelijk.' Blij keek ik op. Eindelijk iemand die dezelfde haat voelde voor dit vreselijke vak. Sofie haalde altijd achten, negens, en zo af en toe een tien. 'Yes! Na de pauze natuurkunde!' zegt ze iedere dinsdag. Ik kan haar dan wel van de trap afgooien. Ze geeft me, zoals je weet, iedere donderdag bijles, maar nog steeds haal ik drieën, of als het mee zit een vier. Maar nu dwaal ik af. Terug naar Dean. Na wat gepruts en gelach hadden we nog niks in elkaar gezet. Ik keek naar Sofie. Ze was samen met Fay al bij het laatste onderdeel aangekomen. Sofie wilt nooit met mij samenwerken omdat ik dan een hoog cijfer haal voor alleen maar een beetje toekijken hoe zij het doet. Snap ik ook wel. Maar toen. Dean legde zijn hand op die van mij. Ik verstijfde van top tot teen. 'Dit gaat zo niet werken' zei hij. Ik schudde alleen mijn hoofd. We hadden nog vijf minuten op de klok en dan moesten we het inleveren. 'Nog even ons best proberen te doen' zei hij en kneep ik mijn hand. Ik knikte. We haalden uiteindelijk een vier voor de opdracht. Juichend vielen we elkaar in de armen. We hadden namelijk gewet op een drie. Na die omhelzing kreeg ik gelijk twintig verwaande blikken naar me toe geworpen. Ik was dus niet de enige die Dean leuk vond. Concurrentie heb ik, dus waarschijnlijk kiest hij een ander. De meiden uit mijn klas zijn allemaal zo mooi. Ach, dan maar voor altijd single..Lieve Edward, ik spreek je snel weer. I love you, je verliefde Lynn.
Everyone gets a miracle, you are mine.
Ps. Wat wil je voor je zeventiende verjaardag?

Die laatste zin zette ik er altijd onder. Ik kende Edward al tien jaar en hij betekende heel veel voor mij. Toen ik zes jaar was kwam hij naast mij wonen. In onze afgelegen woonwijk in Montana was al jaren niemand meer komen wonen. De inwoners waren nog verbaasder toen ze hoorde dat de Familie Carter het zonnige Los Angeles inruil voor het koude Centraal Montana. Achteraf gezien waren ze zelf ook niet blij met hun beslissing. Vijf jaar later verhuisden ze weer terug naar waar ze vandaan kwamen. Wat vond ik dat verschrikkelijk. Edward en ik waren beste vrienden geworden. Iedere dag speelden we in het omliggende bos. Zelfs als onze ouders het ons verboden slopen we alsnog 's avonds het huis uit. Ik herinner me nog een van de bijzonderste avonturen. Het was tien uur in de avond. Ik was acht jaar dus dat was al heel laat. Mijn ouders waren beneden voor de openhaard een wijntje aan het drinken. De huizen in onze woonwijk waren van hout. Dit creëerde een gezellige sfeer, maar ontzettend onhandig als je het huis uit wilt sluipen. Alles kraakt en piept. Toch is het me gelukt. Met mijn gezicht vol schmink liet ik mezelf uit het raam vallen. Hoe ik er ooit weer in zou komen maakte ik me toen nog niet druk om. Ik plofte in de sneeuw. Daar stond Edward. Hij had een rugzakje meegenomen en hield een grote zaklamp met twee handen vast. Hij stak zijn hand, waar een schattig, blauw handschoentje omheen zat uit en trok me overeind. 'Let's go' fluisterde ik. En daar gingen we dan. Met onze snowboots door verse, krakende sneeuw het bos in. Als ik er nu aan terug denk was het inderdaad gevaarlijk. Er liepen veel wilde dieren los in het bos waar mijn vader en die van Edward vaak op gingen jagen. Die dieren hadden ons makkelijk kunnen aanvallen, zo klein waren we nog. Maar Edward zei dat we ze moesten beschermen. We moesten ze waarschuwen dat onze vaders ze wilden doden. Ik vond het wel een avontuur dus ging ik iedere keer weer mee, ook al zagen we nooit dieren. Waarschijnlijk omdat we veel te luidruchtig waren. Maar deze nacht zagen we ze wel. Een groot hert keek ons met zijn bolle ogen aan. 'Ga weg, voor dat papa je dood schiet!' riep Edward. Het hert ging ervandoor. Niet omdat hij het kon verstaan, maar meer omdat we hem hadden laten schrikken met onze herrie. Onze klus was vol trots geklaard en we gingen naar onze hut waar we uren op de grond zaten. Tussen Edward en mij werd de band steeds sterker. Hij was als een grote broer voor me (Edward was één jaartje ouder, maar hij deed gelijk alsof hij de volwassene onder ons was). Toen ik elf was verhuisden de familie Carter weer terug naar Los Angeles. Dit was een hele zware tijd. Mijn beste vriend verhuisde. De dag voordat hij vertrok gingen we voor de laatste keer naar de hut. 'Ik ga je missen' zei hij. 'Ik jou ook' antwoordde ik. En zo keken we zonder wat te zeggen naar de heen en weer waaiende bomen. De takken hingen droevig naar beneden. Bij een harde windvlaag vlogen ze even omhoog en leek het net of de bomen elkaar aanvielen, of knuffelden, een van twee. Zelfs de bomen vonden het jammer dat Edward weg ging. Maar ik had het er het aller moeilijkst mee. Sinds dat hij vertrok voelde het alsof er een deel van mij ook vertrok. Er ontstond een lege ruimte in mij. Dagen staarde ik naar buiten, zat ik in onze hut, zonder wat te zeggen. Ik voelde me alleen en ellendig. Vlak na mijn vijftiende verjaardag kregen we het bericht dat Jack, Edwards vader was overleden. Hij was een goede vriend van mijn vader dus gingen we een weekje naar Los Angeles. Dit was de eerste keer dat ik Edward weer zich. De laatste keer was drie jaar geleden. Hij was niks veranderd. Zijn bleke huid was nog steeds bleek, en zijn kastanjebruine haar nog steeds even wild. Ook zijn lippen waren nog super rood. Vroeger werd hij daar veel mee gepest. Doordat hij zo bleek is en zijn lippen zo rood lijkt het net alsof hij rode lippenstift op heeft. Ik vind het hem schattig staan. Er was wel één ding veranderd. Hij was geen jongetje meer, maar een beginnende man. Zijn stem was lager en zijn gezicht hoekiger. Het maakte hem knapper. Ik was in ieder geval super blij hem te zien. De leegte in mij werd voor een weekje gevuld. Het voelde weer zoals vroeger. Mijn beste vriend was weer terug. We trokken ons terug in zijn kamer en kletsten uren over van alles en nog wat. Hij hoopte dat we in contact bleven. Dat hadden we namelijk sinds zijn vertrek niet meer gedaan, contacten. Na die week ging ik naar huis. We stonden op zijn kamer. Hij droeg mijn logeertas, ik alleen mijn telefoon. Even kwam hij heel dichtbij. Ik dacht dat hij me wilde zoenen. Maar dat deed hij niet, gelukkig. Hij fluisterde: 'We schrijven.' 'We schrijven' zei ik terug. Mijn vader was nog geen vijf meter van het erf afgereden of ik miste hem weer. Hij was zo speciaal. Of beter gezegd, wij waren speciaal. Ik weet zeker dat niemand zo'n bijzondere vriendschap heeft als wij. Die avond begon ik hem gelijk te mailen. Nog geen kwartier later kreeg ik een heel lief mailtje terug. Al zijn mailtjes iedere dag vullen de leegte een beetje op, maar niet genoeg. Ik mis hem nog steeds. We zien elkaar nu één keer per jaar. Tijdens kerst komt de familie Carter hier heen. Naar het dicht besneeuwde Montana. Daarom is kerst mijn favoriete tijd van het jaar. Omdat Edward komt.
Ik klapte mijn laptop dicht. Genoeg aan hem gedacht. Ik slofte de trap af. Eigenlijk moest ik allang slapen. Het was half twaalf en morgen ging mijn allergrootste vijand, de wekker, weer om half zeven. Buiten sneeuwde het. Zoals altijd in de winter. Sneeuw deed me denken aan Edward. Ik schudde mijn hoofd. Niet aan hem denken. Mijn ouders keken verbaasd op toen ik de woonkamer inkwam. Ze zaten met een rood wijntje voor de openhaard. 'Moet jij niet in bed liggen?' vroeg mijn vader. 'Ik mis Edward' zuchtte ik. Edward. Waarom kon ik niet zonder hem? 'Liefje' begon ze. 'Over vier weken is het kerst. Dan zie je hem weer.' Ze keek met haar meelevende blik. 'Misschien wordt het tijd dat je eens naar een andere jongen opzoek gaat' zei ze nadat ik niet antwoordde. Mijn moeder dacht dat ik verliefd op Edward was. Hoe vaak ik ook zei dat we vrienden zijn, ze geloofde het niet. Mijn vader lachte lief, zonder wat te zeggen. 'Welterusten' mompelde ik.
De krakende, houten trap irriteerde me enorm. Ik dacht weer een Dean. Mijn hart maakte een sprongetje. Morgen hadden we samen gym, mijn favoriete vak, maar niet heus. Ik haatte alles waar ik me bij moet inspannen. Ik ging voor het raam staan en keek naar het huis van de buren. De familie Carter had plaats gemaakt voor twee bejaarden. 'Welterusten Edward' fluisterde ik. 

'Dear Edward,' 'Dear Lynn,'Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu