~Hoofdstuk 2 God give me a new change.~
Ik opende mijn ogen, of waren ze nog steeds dicht? Het was donker, pik donker. Opeens begon het lichter te worden en rood. Was ik voor ik mezelf was? Het was hier rustig, vredig. Een langzaam ritme van een hartslag hield me kalm. Toen werd het water blauw, onder water. Ik keek naar boven, licht. Ik zwom maar ik kwam niet vooruit ik bleef hangen, ik raakt in paniek. Toen werd het water groenig bruin en werd ik de zwarte diepte in gesleurd.
Ik schrok wakker. Ik lag naast me bed met de deken half op me en half onder me. Ik zuchtte, het was maar een nachtmerrie. Ik keek op me klok, half 12. Even raakte ik in paniek maar toen kalmeerde ik al snel, ik had mezelf ziek gemeld. Ik krabbelde overeind en ging op de rand van me bed zitten. Wat zou ik vandaag kunnen gaan doen? Ik keek me kamer rond, een enorme rotzooi. Me kleren lagen door de kamer heen en de lade, bloed en zakmes lag ook nog steeds op de grond. Kamer opruimen dus.
Ik liep me kamer uit en de geur van drank vulde me neusgaten. Ik keek om het hoekje van de kamer van me ouders. Daar lag me vader te slapen tussen flessen wijn, wodka, bier weet ik veel! Ik liep naar beneden de woonkamer in waar ik me moeder op de bank spotte. Ze sliep ook samen met flessen drank. Ik zuchtte en maakte maar een broodje en wat drinken voor mezelf. Ik at en dronk het snel op en liep met schoonmaakspullen naar boven.
Ik begon maar met me kledingkast. Ik legde alles uit me kast en van de grond wat te maken had met kleding en sorteerde dat op vies en schoon. Ik dumpte de vieze was in de wasmand en vouwde de andere kledingstukken op en legde het in me kast.
Ik maakte een doekje nat en boende het bloed weg. Vervolgens maakte ik de grond schoon en nog binnen een uur zag me kamer er blinkend schoon uit. Ik ruimde de spullen op en besloot maar huiswerk te gaan maken. De volgende dag dat ik wiskunde heb is donderdag, ik weet zeker dat ik dan de toets moet herkansen. Ik voelde me best gelukkig vandaag, misschien eindigt me leven dan toch nog goed. Dacht ik in mezelf met een glimlach. Ik legde me schrift, boek en etui klaar op me bed en begon maar met leren. Ik had nog niks gehoord over me ouders. Dat was maar mooi ook, na zo'n wilde nacht kunnen ze enorme ruzie krijgen. Ik zuchtte en maakte me maar alvast gereed voor het moment dat ik moet ingrijpen. In de kamer naast me, de kamer van me ouders hoor ik me vader bewegen. Vervolgens wat gevloek en het geluid van flessen die tegen elkaar aan botsen. Hij loopt langs mijn kamer de badkamer in. Ik hou mijn adem in en probeer zo goed mogelijk te luisteren wat hij doet. Ik hoor de kraan aan gaan, douchen dus. Het was voor mij bijna een schande om me ouders vader en moeder te noemen. De douche ging weer uit en vervolgens wat gestommel van afdrogen en kleren aantrekken. Ik luisterde hoe me vader de deur open deed van de badkamer en naar beneden liep. Vervolgens weer gelijk naar buiten ging en de deur achter zich dicht smeet. Ik stond op en voelde me duizelig worden. Ik wou me aan me nachtkastje grijpen maar ik greep mis en viel op de grond.
Waar ben ik? Ik zweef. Ik keek naar voren daar stond iemand, of was het niemand. Ik wou naar hem toe maar ik leek bevroren, alsof duizenden handboeien me vasthielden op dezelfde plek in de lucht. Degene voor me begon te spreken, een zware stem sprak tot mij. "Je bent niks waard, niemand wilt jou, niemand zou je missen! Waarom ben je hier nog?" De stem begon te lachen, een duivelse lach. Ik voelde me krimpen. "Wedden dat je ouders het niet eens erg zouden vinden als je dood zou gaan!" Hij groeide ik kromp, het was alsof hij leven uit me zoog en hij sterker werd. "Ze zouden je gewoon in de tuin dumpen en weg laten rotten!" Ik was klein, machteloos. "S-Stop." Zei ik zacht. "Wat zei je?" Zei hij inmiddels zo groot dat ik net zo klein als zijn kleinste teen was. "Stop." Zei ik harder. "Je bent machteloos, je hebt geen vrienden!" Zei hij. Oké, dit was de druppel. Ik schreeuwde, keihard. Ik werd groter, machtiger. Hij werd kleiner en machtelozer. Toen werd al het zwarte wit. Op de achtergrond hoorde ik gerinkel, steeds opnieuw.