Onverwoestbaar Wapen

20 0 0
                                    


Zijn ogen waren volledig vuurrood, het oceaanblauw erin was verdwenen. Van de katana droop een ongekende vloeistof. Zijn ijzige blik bestudeerde het wezen dat voor zijn voeten geknield lag. "Doden van de nacht", begon zijn kille stem te spreken. Zijn pupillen werden naar de hemel gericht. "We moeten hier weg." Een beetje angst was te horen tussen de tonen van emotieloosheid. Ik staarde hem vragend aan. "Doden van de nacht, ook wel  Dead Walkers genoemd. Ze vallen zij die sterfelijk zijn aan met als gevolg dat het wezen de ziel neemt. Ze jagen altijd in groep." Angst verstijfde mijn lichaam. Hileode stak zijn katana weer weg en rende naar me toe. Zonder moeite nam hij me op de rug. Zijn koude handen drukten mijn benen tegen zijn romp. Het samoerai zwaard begon opnieuw tegen zijn dijen te knetteren toen hij zijn looppas verhoogde naar rennen. Het koste hem nul procent van z'n energie om me doorheen het bos te krijgen. De sneeuw veranderde naar kasseien en de bomen naar middeleeuwse huisjes. De paden van takjes en mos maakten plaats voor Romeinse heerbanen naarmate we wegvluchtten. Hij bleef doorlopen en merkte de pijn van de stenen aan zijn blote voeten niet te voelen. Mijn armen hielden zich strak aan zijn hals vast. Niet te dicht zodat hij nog ademen kon. De reis was al een eindje aan de gang en ik begon de gebeurtenis van een paar uur geleden te herinneren. Zodra ik de deur had geopend was er een soort geest, monster ding in mijn zicht verschenen. Vlijmscherpe klauwen hadden het op mijn keel gemunt. De enorme gil die ik van tussen mijn lippen had laten ontsnappen had Hileode gewekt. Voor ik het wist stond hij voor m'n neus en liet zijn katana zonder genade door het lichaam van het wezen boren. De stilte was direct wedergekeerd. Een kleine rilling kroop over m'n rug. "Maak je geen zorgen", stelde mijn geweten me gerust. "Alles komt in orde."

Na een hele tijd liet ik mezelf weer van zijn rug glijden. Mijn voeten landden op een van de vele kasseien die hier lagen.  Zonnestralen daalden op ons neer. Hij keek me aan met een uitgeputte blik. Ik glimlachte kleintjes toen ik hem wat zag hijgen. Het zweet stond hem op het voorhoofd. Hij moest op krachten komen, dat wisten we beiden. Ik liet mijn hoofd omdraaien om de ruimte in me op te nemen. Een herberg, een smid en een paar stallen waren zowat de enige openbare plaatsen op de kerk na. Anders bevonden we ons in het hartje van deze stek, omgeven door huisjes. Hier en daar zagen we verschillende soorten wezens overlopen van plaats naar plaats. Vampiers, zombies, engelen, duivels, demonen en duizenden anderen. Elk waren ze wat opgedeeld in verschillende clans. Wat me het meest verbaasde was dat de duistere wezens en lichte wezens naast elkaar konden leven zonder problemen te maken. "Daar kunnen we even pauzeren", hoorde ik Hileode's kille stem toen zeggen en volgde hem naar de herberg.

Eenmaal binnen ging hij zitten op een stoel. Ik liet mezelf zitten voor hem. Alles was er gemaakt van hout. Binnenin werd het verlicht door een paar kandelaars. Het was er best vochtig door gemorste drankjes. Links bevond er zich een bar met een hele rij krukken ervoor. Verder bevonden zich er een paar kleine tafeltjes met stoelen er rond. Een paar kaarsen hier en daar samen met wat licht dat zich boven de bar bevond zorgde voor juist genoeg licht om te kunnen zien. Hij staarde naar de grond, vermoeid te wezen. Ik zette de spieren in mijn lijf aan het werk en leunend tegen het tafeltje stond ik op. "Ik haal je een glas water", zei ik toen hij naar me opkeek. Hij haalde een munt uit z'n jaszak en schoof die in mijn richting. Ik glimlachte, nam het op en liep richting de bar. "Kan ik je helpen?", vroeg de dame achter de toog zuchtend. "Een glas water graag." Een andere lucht zucht ontsnapte vanuit haar mond. Haar lichaam liet ze met alle tegenzin van de ene kant naar de andere gaan. Ze vulde een glas vol met water en plaatste deze op de bar. Die gaf ze een zetje zodat deze vlak voor m'n neus tot stilstand kwam. Ik legde het muntstuk op de toog en schoof deze naar haar toe. Met het glas in de hand liep ik terug richting Hileode. Die zat wat ineengedoken op de stoel. Zijn ogen waren halfopen en dood. "Hier, voor jou", zei ik terwijl ik voor hem ging zitten en het glas aanbood. Zijn vuurrood met oceaanblauwe ogen keken me aan. Hij schonk me een klein knikje. Met een glimlachje bestudeerde ik zijn op een hoopje liggende lijf. Hij nam een slok van het water en merkte me op. "Wat scheelt er?", vroeg zijn kille stem me. Ik haalde mijn schouders op. "Ik weet niet hoor, Hileode", probeerde ik. "Je bent zo afwezig." Ik zag hoe hij me aankeek. Het duurde niet lang vooraleer zijn blik alweer naar beneden was gericht. "Ja", reageerde hij naar de grond starend. "Ik moest aan iets denken." Ik keek hem aan. Buiten het feit dat hij afwezig was leek hij me ook redelijk verdrietig. "Wat ligt er je op de lever?" Hij keek me aan en staarde opnieuw naar beneden terwijl zijn kille klankkleur verderging. "Het gebeurde een hele tijd terug. Drie jongeren genaamd Hisoka, Leonardo en Leo leefden elk in hun dementie. Elk bezittende van een unieke en machtige kracht." Ik luisterde aandachtig naar Hileode, onwetende waar dit naartoe zou leiden. "Op een dag werd hij genaamd Peterson geboren. Zodra hij hoorde van deze drie legendes werd zijn kwade geest opgeroepen. Hij smeedde vreselijke plannen met als gevolg dat hij deze drie jongeren elk uit hun dementie ontvoerde. Hij sloot ze op in een onbereikbaar, vervallen huis verscholen ergens in een verloren wereld." Ik slikte wat spanningen weg, afvragend wat hij me eigenlijk aan het vertellen was. Ergens diep in mijn geweten had ik al een idee. "Zo gingen er dagen voorbij terwijl de orde van het universum in het duister bleef graven, opzoek naar de drie verloren zielen", hervatte hij zichzelf. "De jongeren maakten geen schijn van kans meer. Peterson sloot hen op in één kamer. Door hun levens in gevaar te brengen werden de krachten opgewekt. Door gebrek aan controle smolten deze krachten samen en werd hun leven beëindigt om dat van een ander te laten beginnen." Even werd hij stil en nam nog een slok van het water, zichzelf moed indrinkende. "Peterson creëerde een onverwoestbaar, levend wapen. Onsterfelijk, onverslaanbaar en een combinatie van alle drie de jongens. Alle krachten in het bezit en zelfs nog meer. Hij dacht ermee de machtigste man van het hele universum te worden. Helaas voor hem had hij niet gerekend op de goede aard van zijn wapen die de rug naar hem keerde en niet veel later een eind bracht aan zijn maker." Mijn ogen waren wat groter gaan staan. Hileode nam nog even een hap lucht en sprak toen de woorden die ik vreesde te horen. "Peterson creëerde mij." Een schok schoot door mijn lichaam zodra hij me dat zei. Ergens was er een aanval van angst, maar ergens was er ook een overdonderd gevoel voor medeleven. Hij was helemaal stil geworden en staarde opnieuw naar beneden. Ik liet mijn hand op de zijne rusten waardoor hij me aankeek. Even bleek hij verrast, maar al gauw glimlachte hij me vriendelijk toe, wetende dat ik hem aanvaarde zoals hij was en dat dit alles daar niks aan veranderde.

Zodra de nacht was gevallen was hij in slaap gevallen in een van de kamers van de herberg. Ikzelf was, wegens mijn innerlijk beest, naar buiten gegaan. Ik wou niet dat noch Hileode, noch iemand anders hier achter zou komen. Zittende bij een plas water die was blijven liggen op de kasseien, kijken naar het onschuldige jongetje dat erin weerspiegelt werd.  De klauwen steunden op de grond. Het harige lichaam zat ineengedoken, grommend. Luisterend naar welke woorden het kind me zei. Alles op alles zettend om het in te houden. "Vreselijk, wie ik ben", zei de stem die mijn oren binnendrong. "Laat me gerust!", schreeuwde de stem in mijn hoofd. "Gefaald, zo hard gefaald dat ik heb", ging het spiegelbeeld verder. "Mislukkeling." "Stop!", schreeuwde het stemmetje in m'n hoofd opnieuw en opnieuw. Het spiegelbeeld bleef oneindig doorgaan en aan de nacht zelf bleek anders ook geen eind te komen. De stemmen in mijn hoofd bleven de discussie aangaan, wetende dat ze dit nooit zouden winnen. Mijn klauwen waren als aan de grond genageld. Een kwaad gevoel treiterde me doorheen dit duistere. Mijn hart smekende op de knieën dat dit zou stoppen. "Help me", fluisterde m'n eigen stem in stilte, vol onmogelijke hoop dat Hileode dit zou horen. "H-help me." Een traan rolde van mijn kaak, luisterend naar deze woorden. Ik drukte de klauwen tegen m'n oren om deze pijnlijke dingen niet te hoeven horen. "Laat me met rust!", schreeuwde nu ook mijn hart, slaand in mijn borstkas. De woorden van het onschuldige kind lieten me de controle verliezen. Ik hield de discussie niet meer uit. De woorden werden steeds klaarder, luider en pijnlijker. Mijn lichaam begon te beven omdat ik het niet langer kon inhouden. Voordat ik er zelf enig besef van had sloeg ik met mijn klauw op de plas water. Het spiegelbeeld verdween door de trillingen en dit harige lichaam ging in de schaduwen van de herberg liggen. Rillend in de kou, wachten op een volgende morgen waar nieuwe zonnestralen doorbraken en zeiden dat deze nacht over was.







Hiernamaals (discontinued)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu