Lichtstralen streelden mijn gezicht. Mijn oogleden schoven zachtjes naar boven en zon kwam in mijn zicht. Mijn handen gingen nog wat op de tast af sinds het licht me wat verblind had. Ik bevond me nog steeds op de oude kasseien. Hier en daar lag er nog een plas water, maar het meeste was al in damp opgegaan. De heerbanen kruisten hun paden met elkaar doorheen deze hele stad. Mijn kledij zat wat onder de modder. Gapend stond ik op en sloeg het stof van me af. Er was buiten nog niemand te zien en er gebeurde ook nog niets, op een paar paarden na. Ik geeuwde opnieuw, schonk hemel nog een laatste blik en wist mezelf naar binnen te sleuren doorheen de piepende deurtjes.
Binnen zag ik de dame nog steeds achter de bar zitten en een paar andere gasten op de stoeltjes. Ik gaf hen een knikje met als betekenis 'goedemorgen' vooraleer ik de trap opliep. De kamer van mijn partner bevond zich op het eind van de gang, verdieping één. Er bevonden zich maar een paar kamertjes op één hele verdieping, rond de vijf ongeveer. Er waren zo'n drietal verdiepingen in de hele herberg. Mijn voeten liepen verder doorheen deze hal totdat ik vlak voor zijn deur stopte. De deur stond op een kier. Naar binnen spiekend zag ik hoe hij wakker op z'n bed lag, starend naar het plafond. "Weet je hoe onbeleefd dat is?", hoorde ik zijn kille stem plotseling vragen. Mijn hand wreef door m'n haren terwijl ik kleintjes naar binnenliep. "Goedemorgen", zei ik wat bedeesd. "Morgen." Zijn kille stem klonk scherper dan anders door de atmosfeer die zich in de kamer bevond. Ik ging op een stoel naast zijn bed zitten terwijl hij zichzelf omhoog hees en ging zitten. Er was wat in zijn ogen dat mijn aandacht trok. Misschien een sprankeltje pijn, misschien wat hoop. Mogelijk was het een sterretje van vreugde of emotie. "Goed geslapen?", vroeg ik hem om de stilte die er tussen ons heerste te breken. Hij knikte kleintjes. "Jij?" "Ja, goed, goed", loog ik wat hij bleek te merken. "Goed dan, 'k zal er niet achter vragen." Ik glimlachte op zijn reactie en stond opnieuw op. "Ga je mee-eten? Ik heb honger." Hij gunde me nog een blik vooraleer hij terug naar het plafond staarde. "Ga jij maar, ik heb geen trek." Ik knikte zachtjes als acceptatie en liep zijn kamer terug uit. De deur sloot ik zachtjes achter me dicht en liep terug de gang uit, de trappen af.
Na een ontbijt op de benedenverdieping zag ik Hileode eindelijk de trap aflopen. Hij had de mantel weer om z'n schouders geslagen, wat betekende dat we opnieuw zouden verder reizen. Ik wist dat hij zelf ook geen idee had waar die diamant van heling zich bevond, toch was ik blij dat hij bij me was. Zijn blote voeten liepen in alle stilte over de houten planken met het einde van de mantel die wat achter hem sleepte. Zijn ogen staarden dood voor zich uit terwijl hij in mijn richting liep. Het ultramarijn in zijn haren was wat zichtbaarder door het kunstlicht van de bar. "We gaan verder", sprak zijn stem zodra hij bij me stond. Ik hielp mezelf op en volgde hem, de deur van de herberg uit.
We liepen verder over de heerwegen, de van kasseien gelegde wegen. De zon was nergens te bekennen. Grijze wolken waren de lucht aan het treiteren zonder enige druppel regen te lossen. Het voelde aan alsof we al uren aan het lopen waren, maar het tegendeel was waar. Toch bleven we doorgaan. Hij bleek nog lang niet moe te zijn maar ik was dat echter wel. "Nog even", zei hij me op zijn ijzige toon toen we de tegenwind in onze gezichten kregen. Het koste me meer en meer energie, maar ik wist dat het niet lang meer zou zijn. De kasseien bleken een oneindige weg gemaakt te hebben in een stad met ongekende grootte. Hileode stak zijn hand in de lucht wat me deed stoppen. "We nemen even een pauze", zei hij zonder me aan te kijken waarop ik me door mijn benen liet vallen en ging zitten. Ook hij ging neerzitten nadat hij zijn lichaam even had gestrekt. "Luilak", zei hij terwijl hij me aankeek. Ik glimlachte met de woorden : "Iemand moet het zijn." Een klein lachje verscheen op zijn verlaten gelaat voordat hij naar de wolken gaapte. "Waar gaan we naartoe?", vroeg ik hem afvragend. Even werd het stil maar al vlug gaf hij mij het antwoord : "Koninkrijk der Terugkeer aan de noordelijke grenzen van de overgang. We blijven de noordelijke grens volgen en komen erop uit." Ik knikte bedenkelijk. "Wat is er?", vroeg hij zodra hij dat opmerkte. "Wat is de overgang nu eigenlijk?" Hij keek me aan en wreef over z'n kin voor een seconde om als volgt te spreken. "De overgang is de ruimte tussen hel en hemel. Hier kunnen alle wezens komen, zowel van hel als van hemel. Zelfs zij die bij geen een van de twee horen. De plaats waar je terecht kwam was het noordelijkst gelegen van de overgang." Ik knikte met een glimlachje. "Hoe groot is het dan eigenlijk? Groot, zeker?" "Immens, 't is enorm. Laat staan hel en hemel, die zijn onbegrensd, op de grens van de overgang na dan." Ik knikte met de gedachte dat ik eindelijk wist wat de overgang was. Hileode wist veel van het hiernamaals, maar ik ging ervan uit dat iedereen die hier leefde dat wel zou weten.
Na nog een paar minuten gingen we verder. Hij wou het Koninkrijk der Terugkeer graag tegen het eind van de dag bereiken, maar we hadden nog een lange weg te gaan. Hij had me verzekerd dat mochten we er niet op tijd komen hij me kon garanderen dat ik op de grond zou mogen slapen. Niet dat ik het erg vond, maar dat wist hij nu immers niet. Nogmaals een kenmerk van de grootte van de overgang. Alle dorpen en steden lagen op kilometers afstand van elkaar met soms een paar dagen reizen ertussen. De wegen leken oneindig hoewel ze beperkt waren. Ik keek om me heen en zag hoe we de laatste kassei naderden, gevolgd door een pad die niet bestond. De stenen maakten plaats voor iets wat een woestijnachtig landschap moest voorstellen. Het was ongelooflijk hoe de landschappen hier zo plotseling veranderden. De woestijn waar we onze eerste voetstappen in maakten was gemaakt van zand, een zandwoestijn dus. Het was er zo heet dat vanaf onze eerste minuut daar lopen mijn kleren al verweekt waren in het zweet. "Waarom besloot je deze weg te nemen?", kwam ik wat klagend over. "Het is hier snikheet." Hileode zuchtte en negeerde mijn gepraat volledig, alsof ik niks zei en zwijgend zijn leiding volgde. Ik liet lucht tussen mijn lippen naar buiten blazen en wreef met de rug van mijn hand het zweet van mijn voorhoofd af. Het had echter geen nut want na een minuutje was mijn voorhoofd er al weer in besprenkeld. Ik bleef hem volgen en besloot me in zijn voetsporen te treden, letterlijk. Zo bleven we doorgaan, doorheen wat een onmogelijke klus bleek te zijn.
Uren gingen traag voorbij zonder dat er ook maar enig gebouw of enig ander element, buiten zand, in zicht kwam. Mijn voeten zaten te zwemmen in het zand en even dacht ik dat Hileode's voetzolen verbrand zouden zijn, maar dat was niet zo. Ik staarde hem aan en merkte op dat ook hij last had van de zon en vermoeid werd door deze extreem lange tocht. Mijn keel voelde droog aan en even zag ik hoe hij door zijn benen ging. Ik repte me naar hem toe en hielp hem recht. Ik liet hem op mij steunen en zo gingen we verder. Het verbaasde me dat hij er meer moeite mee had dan ik. "Gaat het?", vroeg ik terwijl ik hem hielp. Hij knikte kleintjes maar zijn lichaam hing zwak in mijn armen. "Je bent niet oké", zei ik met een bezorgde toon. Een lichte kreun kwam vanuit zijn mond. "Hileode, wat scheelt er?" Er was een moment van stilte totdat ik een andere kreun van 'm hoorde en zijn kille stem opnieuw begon te spreken. "Volgens mij ben ik gebeten." Ik keek hem aan. "Door wat?" Hij haalde zijn schouders op. "Misschien een slang?" Een schok schoot door mijn lichaam. "Maak je geen zorgen", kreunde hij opnieuw. "De helende krachten in mijn lijf zullen er zo mee afgerekend hebben." Hij bleef me verbazen, dat was een feit. "Kun je nog even volhouden?", vroeg ik hem toen ik in ons zicht een grasveld zag verschijnen. We waren bijna uit de zandwoestijn verlost. Hileode knikte en hinkelde verder met mijn ondersteuning de woestijn uit. "Nog even volhouden", zei ik in mezelf. "We zijn er bijna, 't eind is nabij." Nog geen minuut later voelden we het zand veranderen in kriebelende grassprietjes die onze tenen kietelden. Beiden zuchtten we opgelucht terwijl we ons in het grasveld lieten vallen.
JE LEEST
Hiernamaals (discontinued)
FantasyMonster komt terecht in het hiernamaals nadat hij in een portaal werd gezogen. Daar ontmoet hij 7 andere jongeren die daar leven. Samen met hen begint hij aan een zoektocht opzoek naar de Diamant van Heling om zijn innerlijke beest te temmen. Onderw...