Suzanne woont naast ons. Haar achternaam is Barry. De muren tussen ons huis en dat van de familie Barry zijn dun. We kunnen al hun geluiden horen. We horen het leegschrapen van hun borden, we horen het doortrekken van de wc, en we horen Suzanne's vader roepen:
ALS JE NU DE TRAP NIET AFKOMT, KOM IK NAAR BOVEN!
Mama zegt wel eens: 'Wat zal de familie Barry niet allemaal van óns horen?' Maar geen van de Barry's heeft iets gehoord op de dag van de massamoord.In de vorige zomervakantie hadden Suzanne en in een plan bedacht om door de muur te breken. Onze slaapkamers liggen tegen elkaar aan, dus als ik aan mijn kant, onder mijn bed, een gat in de muur zou maken, en Suzanne zou hetzelfde doen aan haar kant, dan zouden we uiteindelijk bij elkaar uitkomen en een tunnel hebben gemaakt. We tekenden het plan in de schuur op een rol behangpapier. Suzanne maakte een lijst van het gereedschap dat we nodig hadden, en ik tekende het plan met pijlen.
Toen het plan klaar was, wilde Suzanne alsnog haar eigen schema maken, omdat ze beter kan tekenen dan ik. We kregen ruzie, en ik heb toen al het gereedschap meegenomen en verstopt. Suzanne heeft op haar beurt de tekening meegenomen en verstopt. Nadat de vader van Suzanne de tekening had gevonden, heeft hij onder het bed van Suzanne gekeken en daar de beschadigde verf en een gaatje in het stucwerk ontdekt. We kregen de mededeling dat we nooit - MAAR DAN OOK NOOIT MEER! - op Suzanne's kamer mochten spelen.
Ik bel niet meer bij Suzanne aan als haar vader thuis is. Ach, die tunnel is toch niet meer nodig nu we een klopcode hebben bedacht. Die werkt zo: als ik naar bed ga, klop ik drie keer op mijn muur, en als de kust veilig is antwoordt Suzanne met drie klopjes. Dan openen we allebei ons raam, klimmen naar buiten en gaan in het donker in de vensterbank zitten. Suzanne kent de namen van sterrenbeelden als de Grote Beer en Orion; ze weet ook hoe ze eruitzien, ze wijst alleen altijd naar de verkeerde sterren. Ik zie nooit iets dat op een steelpannetje lijkt - ik doe maar alsof. Soms zien we meneer Tukker aan de overkant voor zijn raam staan. Na de Tweede Wereldoorlog heeft meneer Tukker een hele rij medailles gekregen. Hij is gemakkelijker te spotten dan het steelpannetje. Meneer Tukker staat meestal bij zijn raam in de hoop iemand op niets te kunnen betrappen, zoals inbreken, of vechten, of afval op straat gooien. Als hij beet heeft, gaat hij naar buiten om te zeggen dat het afgelopen moet zijn. En dat vooral als hij iemand afval ziet weggooien.
Om een lang verhaal kort te maken: Suzanne en ik moeten supervoorzichtig doen als we in de vensterbank gaan zitten. Als meneer Tukker bij zijn raam staat en ons ziet, lopen we namelijk het risico dat hij het aan de vader van Suzanne doorbrieft. En die heeft weer gezegt dat Suzanne, als ze nog één keer in de vensterbank wordt betrapt, haar kamer moet ruilen met die van haar broertje. Die heet Carl, maar hij is niet belangrijk voor het verhaal omdat hij nog maar een baby is.