Hoofdstuk 1

7 1 0
                                    

Ik ren weg.

Weg.

Gewoon weg.

Weg.

Ik kan zelf beslissen. Of het een slim idee of niet.

Ik haat het. Ik háát het als mensen met je bemoeien.

Ik ren veder.

Ik voel allemaal tranen over mijn wangen.

Het maakt mij niet uit of iemand het ziet.

Zelfs de wolken huilt met mij mee.

AUW!!

Ik had niet door dat ik tegen iemand aan botste.

Ik keek op ik zag een meisje zitten. Rond een jaar of 16/17. Ze heeft bruin haar.

Ze kijkt heel langzaam op.

Haar ogen zóoo mooi. Bruin. Echt om in te verzinken. Maar daar om is het wel rood. Zou zij ook gehuild hebben?

WACHT.....ja tuurlijk zal ze gehuild hebben. Ze huilt nog steeds.

Ik heb écht dom.

Ze zit helemaal onder de modder. En haar make-up is helemaal uit gelopen. Maakt niet uit. Je ziet nog steeds dat zij knap is.

'gaat het?' vraag ik als ik zie dat ze nog steeds huilt.

Ze knikt.

'kom' zeg ik dan maar.

Ik sta op en steek een hand uit.

Ze pakt mijn hand. Ik trek haar om hoog.

WOOOO.....

Dicht bij.

Héél dicht bij.

Zij merkt het ook en ze stapt snel achter uit.

'zal ik je naar huis brengen?' vraag ik. Ik wil haar beter leren kennen. Ze lijkt me echt héel aardig.

Maar tot mijn verbazing gaat ze alleen maar harder huil. Ze slaat haar handen voor haar ogen. daar sta ik dan wat moet ik nou doen. Ik loop naar haar toe. Zal ik haar een knuffel geven. Ik doe het gewoon.

Ze huilt zo hard. Het is zó zielig.

Eerst schrikt ze. Als ik mijn armen om haar heen sla. Maar al snel herstelt ze zich. Ik begin haar te sussen. Gelukkig werkt het een beetje.

'waar ga je dan naar toe?' vraag ik dan maar.

Ze haalt haar schouders op.

Daar schrik ik effe van. Ik laat haar los.

'je kan hier niet blijven staan. Dan heb je het veel te koud. Misschijn word je nog wel ziek. En dat moeten we niet hebben.' Zeg ik streng. Dat was niet mijn bedoeling. Maar ik kan niks aan doen. Het is gewoon zó zielig. Als je niet naar huis wilt. En dan héél hard te huilen.

'waar moet ik dan naar toe?' vraagt ze na een tijdje heel zacht aan mij.

'ik weet niet. Maar hier blijven is geen optie.' Zeg ik.

'ik kan nergens na toe behalve hier blijven.' Zegt ze zacht en begin weer heel hard te huilen.

Ik trek haar weer in een knuffel. Ik fluistert allemaal woordjes in haar oren. Ze begint weer rustig te worden.

'weet je wat. Anders kom met mij mee. Dan kan je effe douche. En je zelf op frissen.' Zeg ik dan. Ik hoop zo dat ze mee gaat. Ik wil haar écht beter leren kennen. En ik bedoel niks verkeerds ofzo.

Ze schudt haar hoofd.

'waarom niet. Anders sta je buiten.' Zeg ik bezorgt.

'ik ken jou niet eens echt. Niemand wil mij. ik ben een oud stuk vuil. Mij wil je niet hebben.' Zegt ze boos en verdrietig.

Ze heeft wel een punt. Hoe lang ken ik haar nou? 2 minuten?? Of misschijn korter?

'klopt, ik ken jou ook niet. Ik zal niks raars doen. Hand op mijn hard. En tuurlijk wil iemand jou. Ik wil jou. Ik wil dat jij mee gaat.' Zeg ik. En ik meen alles wat ik zeg.

Ze kijkt mij ongeloofwaardig aan.

Alsof ik ze meteen 'grapje!!' ga roepen.

Natuurlijk doe ik dat niet. Ik meende wat ik zeg.

'echt? Wil jij mij? wil jij dat ik mee ga?' vraagt ze ongeloofwaardig en ook hoopvol.

'ja, ik wil je beter leren kennen.'

ze knikt. Wil ze nou mee?

'wil je echt mee?' vraag ik verbaast en blij.

Ze knikt.

'kom maar.' ik pak haar hand en begint te lopen. naar huis.

Laat me zelf beslissenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu