0.7

190 22 3
                                    


Ik word bij zonsopgang gewekt door zingende vogels. De zon schijnt half boven het Zuiderkanaal uit. Nog steeds lig ik op de grond bij het Zuiderkanaal waar ik gisteren ben aangevallen door een silhouet van een persoon, althans, als ik dat niet heb gedroomd. Ik kijk naar mijn pols. Er zit geen wond terwijl ik daar toch duidelijk een mes heb gevoeld. Het kan gewoon geen droom zijn geweest. Ik sta op en dan zie ik kleine druppels bloed op de linkermouw van mijn vest. Vers bloed. Boven de pols waar het mes in is gezet. Het is dus geen droom geweest.

Ik stap met beleid naar het begin van de route naar huis, het zandpad. Ik vervolg mijn weg naar huis. Ik ben er niet helemaal bij met mijn gedachten, ik word meerdere malen aangesproken. De gedachten over deze gebeurtenis blijven mij aan het denken zetten. Ik moet en zal alles uitvinden, koste wat kost. Ook al heb ik geleerd dat ik niet zomaar dingen moet gaan onderzoeken, ik ga het doen. Ik moet uitvinden wie de dader is. Hij komt hier niet mee weg. Maar ook de vraag, om welke reden heeft de persoon dit gedaan, blijft in mijn hoofd afspelen.

Dan herinner ik mij weer waarom ik op onderzoek uit ben gegaan. Het was voor een vrouw die vermoord was, hier bij het Zuiderkanaal. De politie ging -zoals gewoonlijk weer van zelfdoding uit. Maar daar trap ik niet zomaar meer in. Ik kende de vrouw, haar naam was Sanne, Sanne de Waal. Ze woonde in mijn dorp en altijd werd er gezegd dat ze apart was. Ze werd dan ook gepest, maar ik heb altijd een bepaalde band met haar gevoeld. De manier waarop ze glimlachte of zwaaide, ik weet het niet. Het was in ieder geval bijzonder. Maar waarom is ze vermoord of heeft ze zelfmoord gepleegd? Wist ze soms te veel?

AliciaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu