Hoofdstuk 1.

28 4 1
                                    

Ik keek glimlachend uit over de groene heide. De grote groene zee van gras was geruststellend op een vreemde manier. Al zolang ik me kon herinneren rende ik naar het weiland als ik even alleen wilde zijn. Ik had geen idee hoe groot dit weiland was. Groot, in ieder geval. Het strekte zich helemaal rond het dorp uit. Alleen in het noorden waren waren de verre toppen van wat bergen te zien. Een veeg fel oranje trok mijn aandacht. Ik knielde neer naast een prachtige oranje bloem. Hij was perfect. Een druppel amber in een groene zee. De blaadjes waren perfect ovaal en het midden felgeel. Even kwam ik in de verleiding om de bloem mee te nemen voor Denise, mijn vriendinnetje, maar bedacht me. Hij was zo perfect, zonde om te plukken. Ik stond op, rekte me uit en keek weer wat rond. Hier en daar stonden een paar eiken en appelbomen. Hoe vaak zat ik niet samen met Denise onder zo'n boom? Kussend, pratend? Vaak.

Ik zag dat dat de zon onder ging. De groene tinten veranderden in geel en goud. Een zee van goud.

Ik moest naar huis, het werd laat. Ik draaide me om en ging op een drafje naar huis.

Dit stukje van de wereld was perfect. Het heette Wiügra en het was een klein Utopia. De natuur was prachtig en de mensen aardig. Ik wist dat dat elders anders was. In andere delen van de wereld heerste rampspoed en oorlog. Maar daar kon ik me nooit een voorstelling van maken. Het leek allemaal zo ver weg. Alsof het een film of een boek was.

Ik kwam aan in mijn thuisdorp. De huisjes hadden bijna allemaal één verdieping, een veranda en grote tuin.

Links en rechts werd ik door vrienden en buren begroet. Grijnzend zwaaide ik terug.

'He Arun!'

Ik keek om zag mijn jongere broertje Ralf aanlopen.

'Werd tijd, man. We gaan zo eten.'

'He Raffie!' Zei ik, mijn broertje met zijn koosnaampje aansprekend. Al heette hij Ralf, bijna iedereen noemde hem Raff of Raffie, naar een raaf. Waarom? Niet omdat hij zwart haar had ofzo, hij was net zo blond als ik. Nee, meer omdat hij net zo ondeugend en vol streken zat als de zwarte vogel zelf. Raff was ook dol op klimmen. Zodra hij een boom zag, werd hij door een onweerstaanbare drang overvallen om erin te klimmen. Net als een vogel was hij vaker in de takken te vinden dan ergens anders.

Samen liepen we naar huis. Ons huis stond aan de rand van het dorp, en het dak van de veranda was overdekt met klimplanten. Het was een niet al te groot rood-natuurstenen huisje, met één verdieping. Ons persoonlijke paradijsje.

De deur stond open en er dreven heerlijke geuren naar buiten. Onze moeder kwam naar buiten, met een dampende ovenschaal in haar handen. Ze zette hem midden op de mahoniehouten tafel op de veranda. Toen zag ze ons.

'Arun! Raff!' Riep ze, terwijl ze haar ovenwanten uit deed.

'Perfecte timing! Eten is net klaar.'

'Lekker mam!' Riep Raff opgewekt terug en hij rende uitgelaten als een jonge hond naar de veranda.

Ik en mijn broer gingen aan tafel zitten. Mam verdween maar binnen en riep dat het eten klaar was.

Mijn vader kwam naar buiten, gevolgd door mijn zus Hilde en oma. De hele familie kwam rond de tafel zitten.

Mam schepte op en iedereen viel aan. Mam had lasagne gemaakt, een van mijn lievelingskostjes. Iedereen at met smaak, behalve oma. Ik was de eerste die in de gaten kreeg dat oma afwezig was.

'Wat is er oma?' Vroeg ik. 'Heb je geen honger?'

Oma schrok op. 'Wat? Oh, nee...' Zei ze met een bibberige stem. Ze leek afwezig, ver weg met haar gedachten. Dat had ze vaker, maar nu leek ze verder weg dan anders. Haar ijsblauwe ogen leken vlak langs me heen te kijken.

Ik bekeek oma eens goed. Ze zag er normaal uit. Haar lange zilvergrijze haar opgestoken in een knot, haar oeroude, gerimpelde gezicht. Oma was oud. Een jaar of 90. Daarmee was ze de oudste van het dorp, waar de bevolking vooral uit jonge mensen bestond. In het dorp werd ze zeer gerespecteerd om haar wijsheid. Als een dorpeling raad nodig had, kwamen ze altijd naar haar toe. Zelfs het dorpshoofd, een breedgeschouderde, gespierde en gesloten man, hechte veel waarde aan haar mening.

'Ik heb een slecht gevoel.' Zei oma mompelend. 'Er gaat iets gebeuren.'

Mijn moeder trok haar wenkbrauwen op. 'Wat dan, moeder?' Vroeg ze.

'Ik weet het niet...' Mompelde oma. 'Iets... Iets... Slechts.'

Iedereen was even stil. Slecht? Slecht wat? Ik kon me nauwelijks een voorstelling van 'iets slechts' maken. Ja, hier bestond iets slechts alleen in boeken en films enzo.

'Het zou wel niks zijn.' Zei mijn vader.

Iedereen behalve oma knikte en richtte zich weer tot zijn eten. Maar de stemming was definitief verpest.

Ik stond voor de spiegel mijn tanden te poetsen. Ik spuwde de tandpasta uit en spoelde mijn mond.

Ik keek naar mezelf in de spiegelen grijnsde. Mijn gezicht keek me aan. Ik had een hoekige kaaklijn, blond haar en blauwe ogen. Blijkbaar was dat wat de meiden in het dorp wel mochten, als ik Denise mocht geloven in ieder geval.

Ik trok een gekke bek in de spiegel en ging terug naar mijn kamer. Morgen zou ik Denise eens opzoeken. Gingen we samen naar het weiland. Picknicken ofzo.

Ik dook in bed en viel in slaap.

Zo! Eerste hoofdstuk! Hoe vond je het? Leuk hopelijk. Voor tips, comment! Bye bye, SetiaPrenn

RadioactiveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu