Toen de gescheurde, vuile aankondiging voor de Proef voor het eerst op de verweerde stenen van de Westmuur verscheen, had het een tijdje geduurd voor ik me herinnerde wat het was. Het was al drie jaar geleden dat ik nog eens was gaan kijken, ten eerste omdat ik me niet voor de speech van de koning interesseerde, en ten tweede waren mijn vrienden te oud en ikzelf te jong om mee te doen. Drie jaar geleden had Thálar meegedaan, en hij was geslaagd. Sindsdien hadden we niets meer van hem gehoord, want als broeder van de IJzeren Orde was het ontoelaatbaar om met straatkinderen uit de Armenring op te trekken, aangezien je dan tot de naaste vertrouwelingen van de koning behoort.
Elk jaar kiest de Hemelkoning door middel van een aantal proeven persoonlijk tussen de vijf en de tien kinderen uit, die allemaal vijftien jaar oud zijn. Deze kinderen zullen worden opgeleid tot echte elitesoldaten door de koning en door anderen die de opleiding eerder hebben voltooid. Deze krijgers, geschoold in ongewapende en gewapende vechtkunst, magie en retoriek, vormen een privékorps van de Hemelkoning en worden voor van alles en nog wat weggezonden, van onderhandelaars tot sluipmoordenaars.
De voorwaarde om deel te nemen is dat je vijftien moet zijn, je afkomst maakt niet uit. Ik zou dus evenveel kans maken als een steenrijk kind, als ik meedeed.
En meedoen zou ik. De selectie was eind augustus, een maand na mijn vijftiende verjaardag. Zelfs het feit dat de Proef nogal gewelddadig kon zijn, schrok me niet af. Ik had namelijk twee redenen die me weinig keus lieten.
Ten eerste raakte ik niet meer rond als bedelaar. Mijn kinderlijke uiterlijk begon te verdwijnen: er begon haar op mijn kin te groeien en mijn stem was gezakt. Dat zorgde ervoor dat ik minder geld kreeg van de passerende rijken, want die gaven liever geld aan onschuldig ogende kinderen dan aan tieners. Ik had nog wel andere manieren om aan geld te komen, maar die waren naar mijn mening allemaal te gevaarlijk. Ik zou liever een vast inkomen hebben.
Als lid van de IJzeren Orde zou ik daarentegen een veel beter leven leiden dan als dief en bedelaar. Niet alleen zou ik genoeg te eten hebben, ik zou ook een eigen kamer krijgen. Veel groter en luxueuzer dan wat ik nu had!
Mijn tweede reden om aan de Proef deel te nemen was mijn wapen. Ik had het gekregen op een nacht, ongeveer drie jaar geleden, toen ik probeerde in te breken in een huis in de Burgerring.
Die bewuste avond zou ik inbreken in een huis met een hoop trofeeën. Eerst was ik van plan geweest om de deur te gebruiken, maar die bleek magisch verzegeld, zodat ik niets aan mijn loper had. In plaats daarvan besloot ik dan maar langs het dak te gaan: er zou wel ergens een raampje zijn dat ik uit zijn hengsels kon lichten.
Op het moment dat ik op het dak klom, was er een man het steegje in gerend, op de voet gevolgd door vier IJzeren Mannen. Tegelijkertijd kwamen er nog twee andere langs de andere kant het steegje binnen. De man besefte onmiddellijk dat hij ingesloten was. Vanuit mijn liggende positie kon ik niet goed zien wat hij deed, maar het ene moment bewoog hij een beetje met zijn hand, het volgende moment had hij een zwaard vast, waar hij verraderlijk mee zwaaide.
De IJzeren Mannen schenen bang te zijn van het wapen, hoewel ze allemaal een ondoordringbare ijzeren wapenrusting droegen.
Uiteindelijk vielen ze de man aan. Hij verweerde zich dapper, en maakte gebruik van het smalle steegje, zodat de Mannen elkaar hinderden. Hij dook onder hun bijlen door, deelde enkele rake klappen uit, en onthoofdde een IJzeren Man.
Sprakeloos staarde ik het hoofd na, dat door de lucht zeilde en met een metalige galm op de grond viel. Het lichaam bleef nog even overeind staan, zodat ik de vele tandwieltjes en buisjes kon zien die uit de hals staken. Toen kwam er een paarse vloeistof uit de nek opborrelen, waarna het lichaam tegen de muur en daarna tegen de grond viel.
Nog nooit had ik zoiets gezien. De edelen vertelden de armen altijd dat de IJzeren Mannen onoverwinnelijk waren. Iedereen geloofde dat, want nog nooit was een IJzeren Man op een andere manier aan zijn einde gekomen dan vernietiging door de Hemelkoning in hoogsteigen persoon. Maar blijkbaar was hun pantser toch niet zo ondoordringbaar als de rijken zeiden.
Nu meende ik ook te weten wie de man was, of waarschijnlijk zou zijn. Hij moest een broeder van de IJzeren Orde zijn, want zij zijn de enigen die ooit in staat zouden zijn een IJzeren Man te verslaan.
Uiteindelijk werd de broeder overmeesterd. Twee IJzeren Mannen grepen hem bij zijn armen, één bij zijn benen, en zo werd hij opgetild. De broeder stribbelde niet tegen terwijl hij werd weggedragen, hij scheen te berusten in zijn lot. De twee overgebleven Mannen hurkten naast de plas paarse vloeistof die uit hun kapotte kameraad was gelekt.
En toen gebeurde het. De Mannen die de broeder droegen keken voorwaarts, terwijl de gevangene achterwaarts het steegje in keek, zodat ik zijn gezicht kon zien. Terwijl ze hem wegdroegen, maakte de man oogcontact met mij. Dan liet hij heel voorzichtig iets langwerpigs uit zijn broekspijp vallen, dat naar de kant van de straat rolde. De IJzeren Mannen merkten het niet. De broeder keek een paar keer van het voorwerp naar mij, alsof hij wilde zeggen: pak het. Toen verdwenen de Mannen met hun gevangene om de hoek.
Pas toen de twee laatste Mannen al lang waren verdwenen, durfde ik me weer te bewegen. Hoe had de man hem gezien? Ik had mijn gezicht met vuil ingesmeerd en droeg zwarte kleren. Enkel mijn ogen kwamen over de rand van de dakgoot. Misschien kon de man aura’s zien? Of had hij nachtzicht?
Ik besloot er niet langer over na te denken; gebeurd is gebeurd. Ik zou me nooit op die manier door een gewoon mens laten kisten.
Heel langzaam en behoedzaam klom ik langs de gevel naar beneden. Na enig zoeken vond ik het ding in de goot: het was een korte, zilveren staaf, met repen leer omwikkeld. Aan het ene uiteinde zat een simpel bolvormig versiersel, aan het andere uiteinde een kleine dwarsstaaf.
Ik bekeek het zilveren ding aandachtig. Of nee, het was iets te dof om zilver te zijn. IJzer was het ook niet. Waarschijnlijk een chemisch uitvindsel van de Orde. In ieder geval, het geheel deed verdacht veel denken aan het gevest van een zwaard, zonder kling.
Ik bleef even besluiteloos met het ding spelen, besefte toen hoe gemakkelijk ik zo gezien kon worden, en klom weer op het dak. Zou het echt een zwaard zijn? Ik wist wel dat broeders van de IJzeren Orde angstaanjagend snel hun wapen konden trekken. Misschien was er een spreuk voor nodig? Of misschien herkende het zwaard de hand van zijn meester?
Die laatste gedachte maakte dat ik het zwaard snel op de grond liet vallen. Misschien zou het zwaard zich wel tegen mij keren als ik het te lang vasthield!
Enkele ogenblikken gebeurde er niets. Ik hurkte voorzichtig naast het zwaard en porde erin. In ieder geval leek het ding niet te bewegen. Het had normale afmetingen, een normale temperatuur, veranderde niet van vorm of van kleur, en als het over de aardewerken dakpannen schuurde, maakte het hetzelfde geluid als elk ander metalen voorwerp zou doen. Het leek volkomen veilig om het aan te raken.
Na enkele ogenblikken besloot ik dat ik het ding maar meteen mee kon nemen naar huis om te verkopen. Voor de inbraak waarvoor ik eigenlijk naar de Burgerring was gekomen was nu toch niet genoeg tijd meer.
Ik stak het gevest onder mijn gordel zodat het goed vastzat, klom langs de gevel van het huis weer naar beneden, en verdween in de schaduwen van de nacht.Hey iedereen! Als je geïnteresseerd bent in Thyrr, de taal die in dit boek waarschijnlijk veel gebruikt zal worden: ik werk aan een overzicht van alle grammatica en zodra ik wat meer heb gewerkt, komt er (misschien) ook een woordenlijst. Zeker eens bekijken he mensen! :)
JE LEEST
Hemelkoning deel 1: De Leerling (on hold)
FantasyNíhran is vijftien jaar en leeft als straatdief in Róhilin, de vliegende stad. Omdat zijn leven hem niets dan armoede te bieden heeft, besluit hij zich kandidaat te stellen om Broeder van de IJzeren Orde te worden, het elitekorps dat tot de directe...