Hoofdstuk 1

32 3 0
                                    

'De meeste mensen zijn ervan overtuigd dat we een doel hebben in ons leven. Ze denken dat iedereen een taak heeft die we moeten vervullen en dat we daardoor gelukkig zullen worden. Maar voor mij zijn die gedachten weggegaan toen mijn ouders zijn gestorven. En ik kan niet bedenken wat mijn doel in mijn leven is. Ik bedoel wat is überhaupt het doel in het leven? We leven nu, we gaan naar school, we werken en dan... dan gaan we gewoon dood. We willen onszelf gelukkig maken en daarom doen we bepaalde dingen waarvan we dénken dat die ons gelukkig maken. Dingen die ons een gelukkig gevoel geeft. Maar dat heb ik ook niet meer. Ik heb gewoon geen zin meer om gelukkig te zijn. Mijn geluk is afgepakt. Ik heb geen zin meer om iets te geven om het leven zonder mijn ouders. Zonder de enige mensen in mijn leven die van me hielden om wie ik echt ben. Het doet er niet meer toe.'
'Dat zijn depressieve gedachtes, Samantha.' Zegt mijn therapeut, Tamara. Ik schiet even in de lach.
'Denk je?' vraag ik sarcastisch en dan schud ik mijn hoofd. 'Sorry,' zeg ik en ik kijk uit het raam.
'Je hoeft je niet te verontschuldigen. Ik weet dat het verlies heel zwaar is. En ik weet ook dat je het jezelf niet kwalijk moet nemen. Je moet niet boos op jezelf zijn omdat je niet gedaan hebt wat je vader zei.'
'Is dat waar? Ik heb mijn ouders dood gevonden in mijn eigen huis. Als ik nu nooit was weggegaan. Als ik gewoon bij ze was gebleven, was ik nu misschien ook dood, of waren mijn ouders nog in leven. Tamara, het enigste wat ik doe is te laat opkomen dagen. Ik doe helemaal niks. Ik had ze kunnen helpen. En omdat ik nu nog steeds leef, moet ik zien te leven met alles wat er is gebeurt. Ik hou zelfs bij wat de voordelen en nadelen zijn van niet dood zijn.' Ik ga op het puntje van mijn stoel zitten. Tamara knikt begrijpelijk, maar schudt dan haar hoofd.

'Had je ze kunnen helpen? Je weet niet waar je ouders meebezig waren. Je weet niet wie er achter je ouders aanzaten. Ik weet dat je denkt dat je niks doet en dat je nutteloos bent, maar je moet dat los zien te laten. Je bent niet nutteloos. Jouw ouders hielden zielsveel van je en ze wilde niet dat jij met hun mee zou gaan. Begrijp je dat?' Ik knik en schuif weer naar achter op mijn stoel. Ik vouw mijn handen in elkaar. 'En wat je zelf zei, dan was je misschien dood. Je hebt je hele leven nog voor je.'
'Maar als ik hier nu niet meer was zou ik samen met hun zijn geweest en dan zou ik hier nu niet alleen zijn.'
'Je bent niet alleen. Je hebt je vrienden en je zei dat je een broer hebt.' Vertelt Tamara, maar ze stelde het meer als een vraag.
'Ja, ik heb een broer.' Zeg ik zuchtend en ze keek me vragend aan.
'Waarom zei je dat op die manier?' vraagt ze en ik haal mijn schouders op.
'Omdat ik hem wel heb, maar ik weet niet waar hij is. Hij heeft ons elf jaar geleden verlaten.' Leg ik uit en Tamara knikt.
'Dan zal ik niet meer over hem beginnen.' Zegt ze en ik knik dankbaar. Dan kijk ik naar buiten uit de grote ramen. 'Wil je nog iets kwijt?' vraagt ze en ik draai me weer terug naar haar.
'Ik mis ze.' Zeg ik en ze knikt.
'Dat weet ik. En dat is volkomen normaal. Je komt er wel doorheen.' Zegt ze en dan kijkt ze naar de klok die op de witte muur hangt. 'De tijd is om.' Zegt ze en ze staat op.
'Dank je wel.' Zeg ik en ik geef Tamara een hand. Ik pak mijn tas van de grond en loop naar de deur.
'Als je iets nodig hebt, ik ben er voor je. Succes op school.' Zegt ze en ik glimlach klein. Dan open ik de deur en loop de trap af.

Als ik buiten sta, slaat de koude wind tegen mijn gezicht. Ik rits snel mijn jas dicht en loop richting school. Ik had de meeste afspraken met mijn therapeut voor school, omdat ik 's middags mijn geld moest verdienen. Mijn ouders hadden me wel al hun geld nagelaten, maar ik wilde het niet uitgeven. Ik had het gevoel dat al dat geld mijn 'noodgeld' is, en dat ik het mag pas uitgeven als ik niet anders kan. En daarnaast hield mijn baan me af van alle drama. Ik hoef daar niet na te denken en alleen maar tafels te serveren. Zo moeilijk is dat niet.

Ik schrik op vanuit mijn gedachtes als ik getoeter naast me hoor. Ik draai mijn hoofd om en zie een zilveren auto naast me rijden. Als ik stop met lopen, stopt de auto met rijden en het raampje van de bijrijderkant gaat open. Ik kijk naar binnen en zie mijn beste vriendin, Katherina, in de auto zitten.

BloodlustWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu