1

43 0 1
                                    

Ik ren door de ijskoude sneeuw heen en val neer op de flink besneeuwde oppervlakte, maar het maakt me op een of andere manier helemaal niets uit. Sinds ik op aarde ben voel ik me verbonden met de kou en verbonden met dit seizoen, want ik ben de winter. Ik ben de kou, die anderen fijne feestdagen kan geven, maar door sommigen word ik ook wel de koude dood genoemd. De winter is mijn doen. Een mensen leven is voor mij geen optie, want ik heb geen controle over mezelf. De seizoenen zijn een van de sterkste krachtbronnen op aarde. Zo sterk dat ze mensen ook kunnen doden. Daarnaast zijn mensen ook zwak en het zijn hypocriete wezens. Dat vertelde mijn vader altijd aan me. Hij vertelde ook aan me dat seizoenen en mensen niet samen kunnen gaan. Ik kijk naar de helderblauwe winterlucht en bewonder het voor hoe mooi het is. 

Vervolgens sta ik voorzichtig weer op en wens ik in mezelf:

''Op een goede winter.'' 

En dat riep ik elke winter weer, hopend dat mijn vader eindelijk trots op mij zou kunnen zijn. Hij gaf altijd de voorkeur aan Lente omdat hij altijd alles zo goed kon balanceren. 

''Hallo?'' roept een mannelijke stem opeens. 

Ik kijk meteen om. Het is een man van oudere leeftijd, die zo te zien verward is van het feit dat ik alleen ben.

''Gaat het, meis?'' vraagt de man zo vriendelijk, ''Moet ik je moeder of vader bellen?" 

Ik gaf geen antwoord. Het lukte gewoon niet.

''Is er iets gebeurd? Je bent veilig hier, hoor.'' Zei de man zachtjes en kalmerend, zo dat ik zou beginnen met praten. ''Ga weg.'' Kwam er plotseling snauwend uit mijn mond. ''Er is niets,'' Kalmeerde de man mij. ''Ik ga nu de politie bellen en dan ga ik naar je ouders toe, oké?'' Mijn handen waren aan het trillen. Ouders? Óúders! Ik keek naar de bossen en verlangde naar de lange besneeuwde takken om me op te slurpen in de diepte. Ik moest gered worden van deze ramp, dus rende ik de beboste diepte in. ''Hé, meisje!'' Schreeuwde hij. ''Hier komen!'' Ik hoorde zijn stem met iemand anders praten, waarschijnlijk de politie. Ren, Winter, REN! Ik was een stuk sneller dan hem, maar hij had nog altijd de politie aan zijn zijde. Op een gegeven moment hoorde ik de luide sirene van de politie en kwamen de mannen zo langzamerhand het bos in. Mijn bos. Hoe durven zij mijn thuis binnen te dringen? Ik gromde en bleef woedend doorrennen. Ik zag een wit, fel licht en krimpte in elkaar. Het deed zo'n pijn aan mijn ogen, dat ik amper nog kon rennen. Ik keek omhoog en zag een politieagent gebukt over mij heen staan, waarnaar de rest van de politieagenten volgden. ''Het spijt me, moeder.'' Smeekte ik zachtjes terwijl ik mijn rechterhand stevig in een tak zet. ''Je hoeft jezelf nergens voor te beschuldigen,'' Zei de politieagent, terwijl hij zijn hand uitsteekt. ''Je bent veilig bij de politie. Bij ons.'' De agenten tilden mij op en legden mij vervolgens in de autowagen. Ik voelde me net als een crimineel, maar dat was ik helemaal niet. Ik was Winter. Ze moesten vrezen voor mij. Ik hoorde de motor starten en peinsde. Ik stond op en keek uit het kleine raam. We reden het dorp in. Welcome to Fort Chipewyan stond er op het bord. Ik herkende de naam van het dorp niet, maar alsof ik dorpsnamen ken. Ik leef al een eeuwigheid in het onbewoonde bos. We kwamen langs huizen, cafés, postkantoren en langs Athabasca High School. De enige school in het hele dorp. Het dorp was klein en er woonden weinig mensen. Het dorp en Lake Athabasca liggen ook vlakbij de territories die behoorlijk noordelijk liggen. Waarom zou iemand hier willen wonen, wanneer er weinig oogsten en activiteiten zijn? Ik voelde een harde dreun, en zag dat we reden op een modderige, ingezakte weg. 

''We kunnen haar toch naar de Northwest Territories in Fort Smith sturen wanneer ze ouder is dan we denken, tenminste, als ze een nieuwe bewoner accepteren. Die mensen zijn zelf gericht, zoals je weet, Buck.'' Zei een van politieagenten die voorin de wagen zat. 

''Als eerste moeten we haar identificeren, voordat we dingen naar ons hoofd laten halen. Ik heb haar nog nooit gezien in ons dorp, en ze komt ook niet uit de andere dorpen.'' Antwoordde de politieagent genaamd Buck, erg vermoeid. 

WinterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu