Ik liet me niet kennen, toen het begon te regenen. Ik bleef waar ik was. Het maakte immers toch niet uit. Eigenlijk houd ik van regen. De koude druppels op mijn gezicht en mijn kleding dat kletsnat wordt. Het is een heerlijk gevoel.
Soms is het gewoon beter om je gedachtes te laten gaan. Om even nergens aan te denken. Om gewoon ergens te zijn, en niet te weten waarom. Dat is precies wat ik nu doe, bella. Het is opluchtend. Dan voel ik me heel even niet ongelukkig. Maar vaak, vaak is dit moment maar voor even. Het is moeilijk om je gedachten zolang te stoppen.
Ineens voel ik geen druppels op mijn gezicht meer, maar ik hoor het tikken van de regen op een paraplu. Dat laat me opkijken. Boven mijn hoofd hangt inderdaad een grote, zwarte paraplu. Ik kijk dan naar de persoon die hem vasthoud. Hij is in tegenstelling tot mij, nog helemaal droog. Op zijn gezicht staat een glimlach. Ik glimlach terug, en draai me dan weer om.
Misschien is dit gemeen, hij houdt voor mij een paraplu boven mijn hoofd. Maar hij had het niet hoeven doen. Ik waardeer het, maar toch. Ik wil mijn strijd alleen winnen. Zonder anderen. Als ik ga praten, deel ik mijn strijd. Ik praat niet tegen mensen. Ik praat alleen tegen mezelf, en de lucht als hij strakblauw is. Toch bleef de jongen staan. Mijn gedachtes waren terug, maar ik negeerde ze. Ik wilde nergens aan denken, dus deed ik dat niet. God, dit is moeilijk.
Voor het eerst in mijn leven, moest ik me inhouden, om niet mijn gevecht te delen. Zijn aanwezigheid trok me aan, maar ik moest mezelf tegenhouden. Het tikken van de regen op de paraplu was minder geworden, en stopte na een paar seconden. Ik was nog steeds kletsnat, maar ik voelde er niets van.
Nog steeds stond hij hier met zijn paraplu. De strakblauwe lucht was al weer tevoorschijn gekomen, maar het zwarte doek hing nog steeds boven onze hoofd. Ik weet niets van de jongen. Maar toch trekt hij me erg aan. Ik weet zeker, dat mijn lippen nu kapot zijn door het harde bijten. Misschien moet ik hier weggaan. Er kwam nooit iemand hier op deze heide, waarom zou hij hier zijn?
Misschien wat onverwacht, maar ik liep weg. Ik wilde het gevecht voor mijzelf houden, dus moest ik dit wel doen. Ik gaf de jongen geen enkele blik, omdat ik wist dat het mis zou gaan. Ik zou dan mijn gevecht met hem delen door tegen hem te praten. En dat is een teken van zwakte. En ik ben niet zwak.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------