School was net uit. Ik neem met veel tegenzin mijn fiets uit de fietsenstalling. Ik wil graag met de bus naar school komen omdat het 17 km is, maar mijn vader wil geen busabonnement voor me kopen. Hij zegt dat hij vroeger ook met de fiets naar school moest. Hij zegt er wel niet bij dat hij maar 5 km moest en de tijden zijn nu eenmaal veranderd. Ik fiets alleen naar huis, bijna niemand moet mijn richting uit, omdat het regelrecht de stad uit is naar een klein dorpje, waar bijna alleen maar oude mensen wonen. Als ik nog 5 km van huis ben, begint het te regenen. Ik trek me er niets van aan, ik hou van de regen, hij is het enigste wat me begrijpt.
Als ik thuis ben is er niemand thuis. Dat is best wel raar, mijn vader is nooit thuis. Hij doet zoveel mogelijk zijn best om mij niet te zien, ik weet niet waarom. Maar ondertussen heb ik me er bij neergelegd dat hij niet van me houdt. Maar om bij het onderwerp terug te komen, mijn moeder is wel altijd thuis. Ze is de enige die er voor me is. Ik vind het dus wel heel raar dat ze er niet is. Ik maak me direct ongerust, maar ik maak mezelf direct wijs dat ze er vast een heel goede reden voor zal hebben. Maar eigenlijk geloof ik het zelf niet meer.
Als ze er er na een halfuur nog steeds niet is, besluit ik om aan mijn huiswerk te beginnen.
Als ze na nog eens een uur, nog steeds niet thuis is ben ik echt heel ongerust. Ik kijk nog eens op mijn telefoon, maar heb nog steeds geen smsje ontvangen. Ik besluit om eten te maken, zodat ik iets om handen heb. Als ik groenten aan het snijden ben, gaat de huistelefoon af. Die mag ik van mijn vader niet gebruiken. Ik mag echt niet van hem en mijn moeder kan niks tegen hem beginnen. Ik snij mijn groenten verder. Als de telefoon voor de vijfde keer rinkelt, besluit ik toch maar om op te nemen. Als ze blijven bellen zal het wel belangrijk zijn.
"Hallo, met Amber", zeg ik beleefd.
"Bent u de dochter van Sonya Baertens?"
"Ja, dat ben ik. Wat is er aan de hand?"
"Het spijt me om u te moeten meedelen dat uw moeder is aangereden", mijn adem stokt. zoveel vragen gaan door me heen.
"Hoe gaat het met haar?"
"Ze verkeert momenteel in levensgevaar", ik krijg bijna geen adem meer.
"Ik kom er meteen aan"
ik moet dus terug naar de stad, ik weet zeker dat ik die 17 km nog nooit zo snel heb gereden. Als ik bij het onthaal aankom ratel ik alleen maar nog, de vrouw kijkt me bezorgd aan.
"Rustig ademhalen, meisje"
"Ik kan niet rustig ademhalen, kunt u me de kamer van Sonya Baertens doorgeven alstublieft"
ze tikt snel iets in. Ze is voorlopig nog in de operatiekamer maar u kan in de wachtzaal gaan zitten op de derde verdieping. Ik knik nog snel en loop dan door naar de wachtzaal. Daar zit een populaire jongen van school. Ik negeer hem en ga aan de overkant van de wachtzaal zitten. Ik tik de hele tijd nerveus met mijn vingers op de stoel. Als er na een uurtje eindelijk een dokter binnen komt, spring ik nerveus op.
"Hoe is het met haar?"
"We uhm ... kunnen niets meer doen voor je moeder. Ze heeft te veel inwendige bloedingen. Je krijgt twee minuten om afscheid van haar te nemen, langer zal ze het niet volhouden", zegt hij met spijt in zijn stem.
Ik beef helemaal en ik voel de tranen over mijn wangen stromen. Ik ren snel naar haar kamer en spring in haar armen
"Meisje toch, je moet sterk zijn. Geef niet op. Je moet nog 1 iets doen voor me, je moet je geboortedossier lezen"
Ik kijk haar huilend aan, maar kan niks zeggen.
"Beloof het me"
"I..Ik b...beloo...beloof...het", zeg ik snikkend.
"Ik hou van je Amber"
dan doet ze haar ogen dicht en begint de machine te piepen. Ik huil stilletjes.
"Ik hou ook van jou mama"
dan wordt ik weggetrokken van het bed.
JE LEEST
Light Can Be Far Away
Teen FictionAmber is een meisje van 16 jaar. Ze heeft veel vrienden maar geen echt goede vrienden. Haar broer is een jaar geleden uit huis gesmeten door haar vader. Haar moeder is een maand geleden gestorven. Haar vader probeert voor haar te zorgen maar kan h...