Hoofdstuk 1

103 7 1
                                    

Een maand na het overlijden van haar moeder.

Tuuuuuuut!
Ugh, stomme wekker. Het is vijf uur. Na de dood van mijn moeder is mijn vader nooit meer thuis. Hij slaapt volgens mij op zijn werk. Ik woon dus eigenlijk alleen. Gelukkig zet hij elke week een bepaald bedrag op mijn rekening. Het is niet zo veel, maar ik kan er mee rondkomen. Ik doe ook nog een baantje in de stad, dus als ik een beetje oplet met wat ik doe, kan ik volgende maand een busabonnement kopen. Het is heel stil in huis zonder mijn moeder. Ik probeer zo weinig mogelijk aan haar te denken, maar als je in een leeg huis zit, waar alles je aan haar doet herinneren is dat heel moeilijk.
Op school denk ik ook al heel de tijd aan haar, ik heb wel vrienden, eigenlijk zijn het meer mensen waarmee ik rondwandel en over onbelangrijke dingen praat. Niemand op school weet dat ik mijn moeder verloren heb, net zoals ik niemand heb verteld waarom mijn broer plots niet meer naar school kwam. Ik haat het om alles op te kroppen,maar ik wil het ook tegen niemand vertellen die het eigenlijk niets kan schelen. Ik zou graag iemand hebben waartegen ik alles kan zeggen. Jammer genoeg is zo'n persoon in mijn leven niet aanwezig. Mijn geboortedossier heb ik nog niet gezocht. Ik durf niet, ik ben bang voor wat ik te zien zal krijgen. Ik weet dat ik het mijn moeder beloofd heb, maar ik kan het nog even niet opbrengen. Als ik op school aankom, loop ik meteen naar de aula waar mijn vrienden zitten. Als ik er bijkom groeten ze me vriendelijk toe. De populaire jongen -Adam- staart weer naar mij. Na dat ik hem gezien heb in het ziekenhuis gebeurt dat wel vaker, ik geef er geen aandacht aan, eigenlijk kan het me niet schelen. Hij doet maar waar hij zin in heeft. Na een hele dag nepglimlachen en een fietstocht met snijdende wind ben ik eindelijk thuis. Ik ga voor mijn dagelijks routine naar het kerkhof in het dorp. Ik kom daar elke dag en zie elke dag dat er verse bloemen op het graf liggen. Ik vraag me af wie ze op het graf legt. Eerst dacht ik dat ze van vader waren, maar in verloop van tijd begin ik te twijfelen.
Vandaag zie ik echter iemand bij het graf zitten. Ik loop er zachtjes heen omdat ik het moment niet wil verstoren. Aan de postuur is te zien dat het een jongeman tussen de 18 en 25 is. Zo exact kan ik het niet zeggen. Als de jongen merkt dat iemand naast hem staat, schrikt hij duidelijk. Hij draait zich langzaam om.
"Alex", fluister ik zachtjes.

Light Can Be Far AwayWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu