Schoonheid

30 1 0
                                    

Een zelfbeeld in derde persoon, bij het gebrek aan een eerlijke spiegel. Proza en poezië lopen, vrees ik, in mijn woorden in elkaar over. Ritme en rijm ontbreekt, maar mijn stem was hongerig om maar iets te zeggen te hebben.

Ze deed me denken aan de vrouwen,
Die je vond op schilderijen,
Voordat er zoiets als moderne kunst bestond,
Gemaakt door zo'n schilder,
Uit een geboorteland dat niet meer bestaat.

Ze had niet die perzikhuid,
Noch die rechte neus,
Zoals standbeelden gemaakt door beeldhouwers,
Reeds bekend als oud voor oude tijd,
Tanden geel als vergeten schelpen.

Haar borsten ongelijk,
En onbenoembaar gebleken door,
De dichters en schrijvers die ze liefhad,
In slechts woorden kennende haar,
De vrouw van verschillend fruit.

Zo ruw en zoet als rottende appels,
Zo rauw was haar pracht,
En zo bitter als een vergeten kind,
Zo zeer schril en schor en onhoorbaar,
Was haar ongeschonden stem.

Ze deed me denken aan de mannen,
Die je vond in hun huizen,
Die niet van hen noch hun vrouwen waren,
Zij waren slechts tijdelijke bezoekers,
Als zij in haar eigen leven.

Haar vruchtbaarheid was een straf,
Waar men haar steeds herinnerde,
Waar zij nooit gebruik van zou maken,
In haar geest was deze namelijk zo lief,
Als een dor veld met slechts distels voor planten.

En ik zag aan haar op die dag,
Toen ik haar ontmoette dat er absoluut geen,
Rozen, kindergelach, parfums, vers brood,
On-versuikerde honing, vergeten melk, blauwe hemels,
In haar hart te vinden was.

OefenpromptsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu