De kamer was schoon, simpel en luxe. Niet erg groot, maar zeker niet te klein. Het was geweldig om een eigen plek te hebben, dacht Rayan blij.
In de hoek van het kamertje stond een bed, daar tegen over een tafeltje en tegen de rechte wal een grote houten kast. De vloer was gemaakt van hard hout, maar werd bedekt door een zacht tapijt. In het dak zat een raam waaruit je uitkeek over de vallei beneden de herberg.
Alsof hij het zich net pas weer herinnerde, haalde hij het blauwe boekje uit zijn broekzak. Het straalde geen zacht blauw licht meer uit, maar was erg zacht. Voorzichtig, hij was bang het te beschadigen, bladerde hij door de, nu, blanco bladzijdes. Maar zodra hij de bladzijdes aanraakte verschenen er letters op de bladzijdes en die transformeerden in afbeeldingen. Bang voor andere onverwachte reisjes, liet Rayan het boekje vallen. Toen het boekje dichtviel greep hij het vast en legde hem op de bovenkant van de kast in de zolderkamer.
Hij keerde zijn rug naar de kast en liep naar het ovale raam, waaruit je de vallei van het dorpje Taza zag. Het zag er erg groot uit voor een dorp, maar het was veel te klein voor een stad. Het stadhuis lag aan het plein waarop hij neerkeek. Hij verplaatste zijn blik naar het landschap achter het dorp en zag een enorme heuvelachtige vlakte met hekken eromheen. Volgens hem waren dat de weien waar de dorpelingen de paarden neer zetten. En inderdaad, zodra hij iets meer naar rechts keek, zag hij houten blokken die als paardenstallen moesten dienen.
Omdat hij weinig had gezien van het dorp, besloot Rayan op onderzoek uit te gaan. Hij was veel te druk geweest met het verwerken van alle gebeurtenissen. En dus had hij ook niet op de omgeving gelet.
Dus liep hij de weg terug naar beneden om het statige dorpje van top tot teen te bekijken.
Alleen waren zijn kleren niet geschikt voor dit klimaat en de ijzige regen van de afgelopen dagen en weken. Bovendien zou hij eruit zien als een buitenlander. Deze mensen liepen ver achter op de nieuwste mode. Hij moest of in het verleden gereisd zijn, of naar een totaal nieuwe wereld. En hij vermoedde het laatste.
Een van de twee bekvechtende meisjes op twee reusachtige enge paarden hadden iets gezegd over een demoon en elf. Het verleden was dan dus uitgesloten.In de gelagkamer gekomen zag hij de eerste gasten zitten. Ze dronken een pint bier aan de bar en waren druk in gesprek met Harry aan de bar. Naast hem stond een meisje van een leeftijd van ongeveer negen. Ze kwam tot zijn borst, dat betekende dat ze dan dus best groot was. Ze onderbrak het gesprek (dat over varkens ging) door op zijn schouder te tikken en naar Rayan te wijzen.
"Aha," zei Harry hartelijk, "daar hebben we onze jonge Rayan. Hoe gaat het, jong?"
Rayan knikte de twee mannen aan de bar toe en richtte zich op zijn gastheer. "Prima," zei Rayan slechts. Hij was niet echt in voor een gesprek.
De mannen aan de bar waren met elkaar in een discussie. Ze gebaarden heftig met hun armen en Harry ontweek het rond spattende bier soepeltjes.
"Dat is mooi. Je was hopelijk niet van plan in die kleren het dorp in te gaan?" vroeg hij vriendelijk, maar de ernstige toon in zijn stem ontging Rayan niet. "Je zal nog koud vatten."
"Nee, meneer. Maar ik ben niet in het bezit van enig ander kleedstuk. Weet u toevallig waar een kledingwinkel zit?" antwoordde Rayan.
De waard glimlachte. Hij schudde wijs zijn hoofd. "Jennifer? Wil je hem naar de kelder brengen?" vroeg hij aan zijn jonge dienstertje. Toen keek hij weer naar Rayan. "Dat zal niet nodig zijn, jongen, ik heb wel wat. Volg Jennifer maar!"
Daarop greep Jennifer zijn hand en sleurde hem mee naar de kelder onder de herberg. Rayan zag nog net hoe Harry zich bemoeide met de conversatie van de twee heren en ze tot rust maande.
Hij grijnsde. "Is iedereen hier zo aardig?"
JE LEEST
Duizend Sterren en Één Maan
FantasyHet is midzomernacht. Een jongen belandt op aarde gevlucht voor een gewetenloos en duister gevaar. Tien jaar later woont Rayan Hyst in een weeshuis. Hij weet nog altijd niet waarom hij gevlucht is. Het antwoord blijkt verborgen te liggen in een magi...