Hoofdstuk 6

10 0 0
                                    

Woensdag 4 november 2015.

Ik loop in de regen naar het afgesproken punt. Evert loopt evenredig met me mee aan de overkant, hij wilde me onder geen geding alleen laten gaan.

"Wie weet wat voor gestoorde gekken dat zijn!" had hij gezegd. Ik had grinnikend mijn hoofd geschud.

"Wat is er anders aan dan de afspraken die ik met jou heb gemaakt?" Daar had hij niets op terug. Geen goed tegenargument althans. En nu lopen we dus samen alleen.

Ik zucht en dwing mezelf vooruit of naar beneden te kijken, alles maar niet naar Evert.

Ik heb tegen hem gelogen. Maar het is voor het goede doel. Toch? Ik zucht.

Ik heb geluk gehad met Evert! Voor hetzelfde geld had hij me aangegeven! Of om met zijn woorden te spreken: wie weet was hij wel een gestoorde gek.

Bijna loop ik de straat voorbij en ik snijd een andere voetganger af.

'Hé! Kun je niet uitkijken? Idioot!' Ik negeer de man en loop door. Al snel verandert de buurt. De huizen zijn klein en oud en er is hier meer graffiti en rommel op straat.

Maar goed dat ik de buurt heb verkend, anders had ik nu een probleem gehad!

Ik schud Evert gemakkelijk af en keer dan terug naar de straat. Behoedzaam kijk ik naar het huis. Het staat overduidelijk leeg. Ik detecteer geen beweging, niets wijst erop dat er iemand binnen is.

Het kan een val zijn... maar wat moet ik dan doen?

Aarzelend loop ik naar de voordeur van nummer veertien en draai de knop om. De deur gaat krakend open en ik loop de smerige hal in. Het lijkt verlaten, maar ik vertrouw het niet helemaal. Zo zachtjes mogelijk loop ik naar boven en open de tweede deur van rechts.

In de opening van de scharnieren staat een donkere gestalte.

Een hinderlaag!

Ik schrik en ram de deur tegen hem aan. Terwijl ik me omdraai hoor ik hem tot mijn genoegen kreunen. Maar de grijns op mijn gezicht verdwijnt op slag wanneer ik de man ontdek die me onder schot houd. Hij heeft een zwarte capuchon op en een zwart leren motorpak aan, zijn handen zijn gestoken in zwart leren handschoenen en het wapen in zijn rechterhand wijst dreigend mijn kant op.

'Zo, wie hebben we daar?', zegt hij zacht. 'Weet je wel zeker dat je goed bent jongen?'

Ondertussen is de andere man vloekend achter de deur gekomen en grijpt me hardhandig vast. Ik onderdruk de drang om te schreeuwen en te vluchten, maar ik kan niet voorkomen dat ik in plaats daarvan in elkaar krimp.

'Geen beweging! Of mijn maat hier knalt je kop eraf', snauwt de man achter me.

Wat theatraal zeg!

Ik heb de neiging om met mijn ogen te rollen of anders een spottende opmerking te maken, maar ik houd me in.

Dit is niet het moment om vijanden te maken.

Ik word grondig gefouilleerd en dan hard tegen de muur gedrukt.

In plaats van een capuchon heeft de tweede man een zwarte muts op. Zijn lichtblauwe ogen fonkelen van woede en zijn wenkbrauwen zijn vertrokken in een woedende frons. In tegenstelling tot zijn partner heeft hij zich een paar dagen niet geschoren en zijn donker blonde stoppels zijn goed te zien.

'Luister knul, ik zal je iets duidelijk maken. De volgende keer als je een afspraak maakt, vertel dan je leeftijd, neem een wapen mee, doorzoek het huis en zorg voor ondersteuning. Begrepen?', snauwt hij. Ik glimlach.

Certo certiusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu