Hoofdstuk 1 - Een overwachte vrijlating

23 1 4
                                    

Ik hoor iemand roepen. Heel zacht, maar duidelijk verstaanbaar. "Heey, jij daar! Wordt wakker!" Ik probeer mijn ogen open te doen, maar het lukt niet. Ik voel een steek in mijn hoofd. Ze hebben me wel hard te pakken genomen, denk ik. Weer wordt er geroepen, deze keer klinkt het harder. Weer probeer ik mijn ogen open te doen. Met heel veel inspanning lukt het me uiteindelijk, maar ik kon niet zien wie me riep. Alles is wazig. Ik probeer rechtop te gaan zitten, maar ik kan me niet bewegen. Ik wil iets te zeggen tegen de stem, maar er komt geen geluid uit mijn mond.

"Wat zeg je? Ik versta je niet! Sta op en kijk me aan!"

Ik voelde om me heen en plots stak ik mijn arm in een emmer ijskoud water. Mijn ogen vlogen open en ik zag alles ineens helder. Ik zat in een kleine ruimte met muren van grijze stenen. Er was een koepelvormig dak met een ijzeren kandelaar die aan het plafond hing. De kaarsen stonden aan, waarschijnlijk onlangs ververst. De stem riep me opnieuw en deze keer zag ik de man. Hij stond aan de andere kant van het gangpad. Hij hield zich vast aan de dikke ijzeren tralies die samen de deur vormden waarmee zijn cell was afgesloten. Hij had een donkergrijze huid, grijs haar en felrode ogen. Hij droeg smerige kleding, alsof hij al lang vastzat. Niet zoals ik. Ik had schone kleren, ik had ze immers gisteren gekregen. Natuurlijk wist ik wel dat het maar een kwestie van tijd was voordat ik er ook zo bijliep, want de kans dat ik vrijgelaten zal worden is vrij klein na wat ik gedaan heb. De man zat ook met een hand vastgeketend aan de muur. Ik niet. Nog niet.

"Ben je een duistere elf?" Vroeg ik. "Dunmer." Antwoordde de man kortaf. Dunmer is hoe de duistere elven zichzelf noemen, dus ik weet waar ik mee te maken heb. Ik herrinner mij de lessen van de grootmeester van toen ik klein was: " Dunmer, of duistere elven, zijn snel, behendig en meesters in het zwaard en destructieve magie. Je kunt ze maar beter uit de weg gaan, want ze ze zijn sterk en kunnen goed tegen vuur." Ik besloot geen ruzie te zoeken met de elf. "Hey nieuweling, weet je wat ze hier doen met nieuwkomers?" Vroeg de elf uitdagend. Ik geef geen antwoord. "Eerst hongeren ze je uit, dan ondervragen ze je. Als je eerlijk bent, krijg je een heel zwaar leven. Als je liegt, en ze weten wanneer je liegt, dan zetten ze je weer terug hier in de cell. En je zult nooit meer eten krijgen. Hahaha!" Ik voel me al ziek worden bij het idee dat ik zal omkomen door de honger. "Dat klopt mens, je zult doodgaan hier!"

Opeens stopt de elf met praten. Ik hoor een deur opengaan. Er komen vier mannen de trap af. Drie zijn volledig bewapend met twee zwaarden en een boog. De vierde heeft een paarse mantel en een rood gewaad aan. Er hangt iets om zijn nek, een soort amulet. De mannen komen voor mijn cell staan. "Wat doet deze gevangene hier? Ik had nog zo gezegt dat deze cell leeg moest blijven!" Ik verbaas me, want de stem is afkomstig van een vrouw. "Sorry commandant, er is vast iets misgegaan bij de wacht gisteren, ik zal het vanmiddag navragen..." De man werd tot zwijgen gebracht met een gebaar van de vrouw. "Jij zult de kans niet hebben om iets na te vragen. Met een beetje geluk overleef je vandaag!"

De vrouw wendt zich tot mij: "Jij, gevangene. Ga bij het raam staan achterin je cell. We zullen niet twijfelen je te vermoorden als je ons in de weg loopt nu." Ik loop naar het raam. De vrouw doet een sleutel in het slot en doet mijn celdeur open. De twee overige wachters trekken hun zwaard, klaar om toe te slaan als ik iets zou doen. Maar ik doe niks. Ik blijf staan kijken, wachten totdat mij iets gevraagd wordt. De man met de mantel kijkt me aan. "Ik heb jou gezien. Ik weet het zeker, jij bent degene van mijn visioenen."

"Ik weet zeker dat ik u nergens van ken." antwoord ik.

De vrouw zei iets tegen de man, maar ik kan het niet verstaan. "Ga je gang." antwoord de man. De vrouw loopt mijn kant op. Ik kreeg het benauwd. Ze gaat me vermoorden, dacht ik. Maar de vrouw draaide zich om naar de muur rechts van mij. Ze drukte een steen verder de muur in. Plots ging een deel van de muur omlaag. Ze zei tegen de mannen dat ze konden komen. "Dit is onze enige kans." Zegt ze. De man met de mantel gebaart naar mij dat ik mee moet komen. Ik volg hun.

OblivionWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu