2

8 1 0
                                    

Wanneer het licht is geworden pak ik mijn tas in met de spullen die ik over het kleine oppervlakte heb neergestrooid, en sla de deken over mijn schouders om nog wat warmte te blijven houden.
Dit was ronduit een van de koudste nachten die ik hier heb meegemaakt. Op mijn op boom-gras gebaseerde thermometer - die ik op een boom heb gekrast - zal het nu zo'n -3 graden Celsius zijn. Zo koud is het hier nog nooit geweest.
Ik denk aan het zwijn van gister. Zijn oogjes stonden muf en zijn vacht was vies van het bos. Hij probeerde binnen te komen, en toen herkende ik hem. Het was een van mijn oma's zwijntjes, die gekenmerkt worden door een lichtkleurig draadje om een van de pootjes. Vaak hangt daar een naamkaartje aan - mijn oma kennende, anders vergeet ze het -, dus ik ging op zoek in een bende van touwtjes.
Bremdee.
Ik ken hem. Dit was het lievelingszwijntje van mij als ik eens langs kwam. Hoe ver moet hij gelopen hebben om hier te komen? Zeker vijftien kilometer. Ik vraag me af hoe hij zoveel achter elkaar heeft kunnen lopen als hij door zijn pootjes zakt en in slaap valt.

Een van de dassen komt naar boven. Ik hoor zijn pootjes zachtjes, bijna onhoorbaar, over de grond trippelen en tenslotte uitkomen bij de grote eik aan het begin van het paadje. Daar aangekomen snuffelt hij in een van de grote braamstruiken in de buurt van de boom, waar in de lente alleen maar een paars- rode berg van bramen te zien is - en in de winter een paar sneue takjes.
Grompfh ontwaakt ook weer uit zijn mini-winterslaap. Hij heeft de hele tijd naast me gelegen, maar hij snurkt en grompfht aan een stuk door. Nu het eerste licht zijn lichaam bereikt strekt hij zich uit en knort een paar keer, als in 'ik heb honger - ik wil krijgen'.
Ik ben bezig sinaasappels te snijden met een van mijn zelfgemaakte messen. Het was een heel karwei om het scherp genoeg te krijgen, maar vooral om het in elkaar te zetten. Op zich is het niet lastig, maar ik heb mijn eigen bouwplannen waardoor sommige delen veel ingewikkelder zijn dan het kan zijn.
Hoe scherp het mes ook is, de sinaasappel blijft heel, op hier en daar een flinke haal na. Ik  besluit dat pellen de beste optie zal zijn, en dat ik daar nog wel lang mee bezig zal zijn tot Bremdee plots voor me staat en de sinaasappel in zijn bek neemt - om er vervolgens zo op te kauwen dat de helft weer uit zijn mond valt.
Ik vraag me af welke debiel heeft verzonnen dit beest in huis te nemen, maar besluit daar verder niet op in te gaan. Hij is hier nu toch, dus hij zal mee moeten doen met het zoeken naar eten of bruikbare dingen. Of hij dat nu leuk vind of niet.

In de middag zijn de minste auto's op de weg. In die tijd gaan we jagen, pellen en trainen. We jagen op kleine insecten waarvan ik weet dat ze lekker zijn, pellen sinaasappels en trainen ons klimvermogen.
Aan het eind van de middag ben ik zo kapot dat ik bijna in slaap val. En waarom zou ik ook niet kunnen slapen? Op dit moment van de dag zijn er maar weinig mensen buiten. Als het onveilig wordt zal Bremdee wel beginnen te knorren. Dat hoop ik dan maar.

Toch, als ik wakker wordt is het al donker en dus het gevaarlijkst. Mijn hart begint te bonken als ik besef dat ik misschien allang weg had moeten gaan. Naar huis, of iets dergelijks. Niet in het bos hier, waar één keer in de maand iets onverklaarbaars gebeurd. Laat het nu net die dag zijn.


VergetenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu