Hoofdstuk 4 - Zoektocht vanuit twee punten

90 10 2
                                    

Ondertussen was Bram vrolijk op weg naar de hut, hij zou Evert is gaan bewijzen dat hij heus geen slapjanus was. Hij liep over het bospad naar de hut, hij was er bijna, nog 50 meter en dan naar rechts de bosjes in. Aan het begin van de vakantie hadden Liesje en hij een boom gevonden, toen ze langs de rivier aan het spelen waren, waar de resten van een oude boomhut in zaten. Ze hadden de boomhut opgeknapt en moesten nu dus alleen nog het dak. Plots hoort hij gesnik links van zich, het lijkt uit de bosjes te komen. Hij blijft stil staan, hij spitst zijn oren, maar hoort niks meer. Hij haalt zijn schouders op, hij zal het zich vast verbeeld hebben.

Bram begint te rennen naar de hut, hij slaat af en loopt richting de hut. Als hij er is, komt er een grote glimlach op zijn gezicht, de trap staat tegen de boom aan, alleen hij en Liesje wisten waar die stond en dus zou Liesje in de boomhut zitten. Het viel Bram niet op dat het heel stil was in de hut. En hij begint stilletjes de boom te beklimmen, hij zal ze eens flink laten schrikken. Ze waren tenslotte zonder hem naar de boomhut gegaan. Nog een paar centimeter, 'Boe!' Bram duwt zich zelf omhoog en... Laat niemand schrikken, behalve dat ene roodborstje dat in het raam zat. Waar zitten ze dan? De ladder staat hier, maar waar waren Liesje en Rik?

Bram klimt weer naar beneden en gaat op de grond zitten, plan mislukt. Hij zou niet de held worden, maar wat maakte dat eigenlijk uit? Rik en Liesje zijn weg, misschien zijn ze wel ontvoerd... Hij kijkt om zich heen en dan valt zijn oog op iets glinsterend, in de rivierbedding. Hij loopt er naar toe en raapt het op, het is een ketting met een klein hartje eraan. Het is van Liesje, ze had het gekregen van hun oma, toen zij zes werd, die het weer had gekregen van haar oma, toen zij zes werd. Liesje is hier dus geweest, want vanochtend had ze de ketting nog en er is dus iets mis. Liesje zou de ketting nooit achterlaten, tenzij er echt iets goed mis zou zijn.

Nadat Fenna en Evert het huis leeg hadden aangetroffen, waren ze snel weggerend. Voordat hun ouders zouden merken dat zij er waren en ze zouden vragen waar hun broertjes en zusje zijn. Ze moesten eerst hun broertjes en zusjes vinden, eerder mochten hun ouders hen niet vinden. Ze hebben alle plekken waar ze konden zijn bekeken en niks gevonden.

'Waar kunnen ze nou zijn? We hebben overal gekeken. Ze zijn gewoon verdwenen.' Fenna ploft op een boomstronk neer, ze zijn weer terug bij de grote eik en proberen nogmaals of Bram, Liselotte en Rik daar misschien zijn. 'Nou we hebben dus niet overal gekeken, want we hebben ze nog niet gevonden.' antwoordt Evert geïrriteerd, maar ook hij ploft op de boomstronk neer. Zo blijven ze een tijdje zitten, allebei elke cel in hun hersenen afzoekend naar een aanwijzing van de plek van hun broertjes en zusje.

'Waar kunnen ze nou zijn? Ze moeten ergens zijn.' zegt Fenna, vastbesloten niet op te geven. 'De hut!' roept Evert ineens en hij springt op, 'De hut die wij vroeger gebouwd hebben, weet je nog, Fen? Die vlakbij de rivier! Ik hoorde een paar dagen geleden Rik, Liselotte en Bram over een hut praten. Stel nou dat ze onze oude hut hebben gevonden en daar nu mee bezig mee zijn!' vertelt Evert zijn ingeving snel aan Fenna. 'Maar, maar, dat is gevaarlijk, die hut is jaren oud, ze kunnen vallen! En Rik kan helemaal niet zwemmen. Stel nou dat Rik in het water valt.' schiet Fenna in paniek. Fenna en Evert springen op en beginnen te rennen.

Fenna heeft geen idee hoe dicht ze bij de waarheid zit en waarschijnlijk wil ze het ook niet weten.


Family - MoordvrouwWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu