Hittegolf

20 2 6
                                    

Het was een van de heetste dagen in juli. De bloemen, die ooit fleurig en sierlijk op en neer dansten in de wind, lieten nu hun droge en dorstige knoppen hangen. Ook het gras lag er droog bij. Zelfs de vogels lieten zichzelf niet zien. Er was dan ook geen wolkje aan de lucht.  Het leven leek wel van de aardbodem verdwenen te zijn. Nergens kon je mens of dier zien lopen. Iedereen hield zich zo kalm mogelijk en deed zijn best om zo min mogelijk energie te verspillen. Men liet de ramen en deuren wijt open staan in hoop dat het niet-bestaande vleugje wind misschien door hun huis zou komen waaien. Straat honden en katten zochten koelte in de schaduw van de grote eikenbomen, die in lange rijen in de straat stonden. Kort om nergens was  enig sein van leven te bekennen. Of toch niet?
Hoog, op een van de takken van de grootste boom in het Dorp, zat een meisje. Haar zwarte lange haar was opgestoken in een grote knot boven op haar hoofd. Lange krassen en schrammen bedekte haar armen, benen, blote voeten en gezicht, ze scheen het niet te merken. Haar donkere bruine ogen vlogen zowat over haar schrift. Eenmaal in het midden van het papier stopte ze, krast wat door, en las weer verder. Na een tijdje scheen ze het beu te zijn. Ze deed haar schrift dicht en legde het samen met haar potlood voor haar op de tak. Ze genoot van de zon. Er was niet zo vaak hitte in het dorp, laat staan een Hittegolf. Ze moesten er maar van genieten.
De zon begon onder te gaan, een rood-paarse gloed streek over het droge, ruige landschap. Het meisje in de boom ging rechtop zitten, pakte haar schrift en zuchtte. Het was weer tijd om terug te gaan. Starend naar de zonsondergang zuchtte ze nog een keer en sprong van de tak. Met een luide plof landde ze op de grond en begon te lopen. De ketting om haar nek glinsterde in het zonlicht waardoor glinsterende letters werden weerkaatst. L. S. In de verte klonk een schelle Hoorn. Het meisje begon te rennen. Ze rende langs huizen en bomen, struiken en weides totdat ze bij de rand van het bos aankwam. Twijfelend keek ze om zich heen. Het was verboden om in je eentje door het bos te rennen in deze tijden. Er was teveel kans op een bosbrand en daarnaast was er een week geleden een melding binnen gekomen. Er zou een doorgedraaide beer los lopen. Maar ach... Er lopen zoveel wilde dieren rond in het bos. Ze keek over haar schouders of iemand in de buurt was. Niet dat dat nodig was in deze hitte. Zelfverzekerd begon ze weer te rennen, in de richting van het bos met het zonlicht in haar rug.

WolvenVerliesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu