Saartje

15 3 4
                                    


Ik hoest, een vieze chemische geur hangt in de werkruimte. Het is donker en de stenen grond is ijskoud. Ik zit onder een grote weefmachine, grote dikke scherpe naalden gaan omhoog en omlaag. Een lange balk gaat heen en weer. Ik moet goed opletten anders gaat de balk zo over me heen en zouden de naalden me steken. Ik kruip op en neer. Ik zit even stil, haal diep adem en veeg mijn tranen weg. Ik kijk om me heen, iedereen zit zwijgend te werken. Als we ook maar één woord uitbrengen of klagen worden we door de opzichter gepakt en naar de directeur gebracht. Ik heb geen idee wat er dan gebeurd, want eerlijk, ik heb nog nooit iemand meegemaakt die het na kon vertellen... Daarom ben ik ook bang. Ik ben voor veel dingen in de fabriek bang. Maar voor een ding ben ik het meest bangst. Doodgaan, net als mijn vriend Tom. Die had ik leren kennen in de machine, maar twee weken later was hij onder de balk gekomen en was gestorven. Bijna elke week komt er wel iemand om. Vaak kinderen, want die doen het gevaarlijkste werk. Net als ik zitten ze onder de weefmachine, want wij zijn klein genoeg voor deze nauwe ruimte. Elke dag neem ik een krijtje mee in mijn zak. Als er iemand verongelukt, zet ik een streepje op het stuk vloer waar ik werk. Ik werk hier nu drie maanden en er staan al 23 streepjes. 17 kinderen en 6 volwassenen. 

De dag is bijna voorbij, geen doden vandaag. Heel even ben ik opgelucht maar dan hoor ik een harde, angstige gil. Ik kijk opzij. Een meisje zit met haar jurk vast aan een van de weefhaken. Ik schrik, het is mijn zusje! Met angstige ogen kijkt ze me aan. Tranen rollen over haar wangen en ze krijst om hulp. 'Help! Help iemand alsjeblieft! Ik wil nog niet dood!' Ik weet niet hoe snel ik naar haar toe moet kruipen. Mijn handen bibberen, en ik adem zwaar. Niet mijn zusje, niet zij ook al. Ik ben bijna bij haar. Ik ga nu niet opgeven, ze mag niet dood, het mag niet! 'Ik ben er bijna Saartje, hou vol!' Een zee van tranen stroomt uit mijn ogen. De balk met pinnen komt dichterbij. Mijn hart klopt in mijn keel. Diep van binnen weet ik dat ik misschien niet op tijd bij haar zal zijn en haar los kan maken. Maar ik kruip door. Als de balk nog maar drie meter van haar vandaan is raak ik in paniek. Ik begin te hyperventileren. Ik kan niks meer doen, ik kan haar niet meer helpen. 'SAAR NEE!!' Woede, angst en verdriet stroomt door mijn lijf. Een afschrijkelijke gil is het laatste wat ik van haar hoor. En dan blaast ze haar laatste adem uit. Ze wordt voor de helft bedolven door de machine en dan staat die stil. Met lege open ogen ligt ze daar. Ik kruip naar haar toe en pak haar gezicht vast. 'NEE SAARTJE! WORD WAKKER!! ALSJEBLIEFT! JE MAG NIET GAAN!' Maar er gebeurt niks. Ze is dood, weg van de wereld. Ik stort op de grond. 'WAAROM?!' Ik sla met mijn vuisten op de grond. Ik snik, huil, krijs en schreeuw. Maar niets helpt. Ze is er gewoon niet meer. Ze is weg. Nu ben ik alleen. Ze was de enige die ik nog had. Wat moet ik nu? Ik ben bang, bang voor wat er komen gaat. Bang voor de honger en de kou. Bang voor altijd alleen zijn. En bang voor vergaan van eenzaamheid, want dat is alles wat er nu nog in mij zit. Eenzaamheid. Ik haal mijn krijtje uit mijn zak. Nummer 24. Saartje, mijn Saartje.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 07, 2017 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Kleine vingers Groot gevaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu