1- the phoenix

10 3 0
                                    

Hoofdstuk 1- The phoenix

"The war is won before it's begun."

'Ik heb niets gedaan!' Met haar armen over elkaar geslagen staart Six langs het meisje heen. Stiekem hoopt ze dat haar grijze ogen die zo donker staan door haar woede het meisje tot zwijgen brengen. Het landschap achter haar wordt langzaamaan donkerder door de afwezigheid van de zon. Vele wolken houden het kleine beetje licht tegen, net als de hoge bomen met hun grote hoeveelheid groen bladeren. Een zacht briesje wind neemt de frisheid van de late middag met zich mee. De geur van rozen bladeren en lavendel lat Six' neus op een nare manier prikkelen, en haar ogen dwalen af naar het meisje tegenover haar. Die trut draagt te sterke parfum.

Six kent haar gesprekspartner niet eens. Het kan een vage kennis zijn die te laat is gekomen op haar verjaardag, die een paar dagen geleden was. De blonde haren en groene ogen zeggen haar dan nog steeds niets. Niet veel familieleden waren toen aanwezig, al maakte het haar niet uit. Het liefst kreeg ze gewoon haar cadeautjes en konden de mensen weer weggaan. Maar zo ging het al jaren niet. Zichzelf opsluiten in haar kamer mocht ook niet, het was immers haar verjaardag en dat hield in sociaal doen.

Een ander optie is dat het iemand is van school die haar wel kent, maar Six kent haar niet. Er zijn zoveel mensen daar te vinden waarvan zij het gezicht niet van kan onthouden. Veel mogen haar niet, al laat niemand dat echt merken. Six weet het gewoon. Er bestaat niemand die iedereen mag. Dat zal een echt wonder zijn. Toch maken vijandschappen het leven wel iets interessanter en uitdagender, twee begrippen die ervoor zorgen dat ze zich niet verveelt. Het is ergens gefrustreerd dat iemand haar kent, en zij degene niet. Mensen bezitten kennis over haar.

Al bij al ergert ze haar op dit moment te veel aan haar, oude kennis of niet.

'Je hebt niets gedaan?' Quasi verbaasd trekt het blondje een van haar te perfecte wenkbrauwen op. 'Je beweert dus dat ik blind ben? Ik weet heus wel wie ik zie, hoor.' Met getuite lippen slaat ze haar armen over elkaar en kijkt Six lang aan. Alsof die koudbloedige blik iemand moet uitdagen iets te bekennen wat die persoon zich niet eens herinnert, laat staan gedaan te hebben.

Zuchtend rolt Six met haar ogen. Deze discussie is al tien minuten bezig, tien te veel. Beide partijen blijven standvastig aan hun punten volhouden en daarom zal het nog lang duren voordat een van hen het opgeeft of wint. 'Ik beweer niet dat je blind bent,' brengt ze erop in, haar kiezen op elkaar geklemd zodat geen andere, gemene woorden kunnen ontsnappen. 'Ik zeg dat ik niets heb gedaan. Wat moet ik met een fiets als ik al een motor heb?' haar hoofd schuin houdend wacht ze af wat die blonde er nu weer tegenin gaat brengen.

Ze kopieert echter Six' houding, zo origineel ze is. Vervolgens legt ze haar bleke hand op de zadel van haar roze fiets. Deze fiets had ze eerder beweerd, probeerde Six te stelen. Natuurlijk was dat niet waar. Ten eerste: het is de kleur roze op zijn felst, en ten tweede: wat moet je met een fiets als je al een stoere motor hebt? De keuze tussen een motor en een fiets is voor Six makkelijk te maken.

In ieder geval niet een fiets die op een suikerspin met wielen, een zadel en een stuur lijkt.

'Ik ben niet blind. Niemand heeft zulk haar als jij, en die kleding.' De afkeer in de stem van het meisje is te horen. Om haar woorden kracht bij te zetten, wijst ze naar Six, die probeert haar onaardige woorden binnen te houden. In plaats om te focussen op het meisje die het bloed onder haar nagels vandaan haalt, laat ze haar blik wederom afgaan naar de bomen achter haar. De groene bladeren worden feller en feller, en hier en daar moeten ze er nog aangroeien. De winter is aan zijn einde en de lente komt er aan, waardoor het weer op een hopelijk positieve manier veranderd. De laatste dagen regent het en zijn er sterke windstoten die alles alleen maar bemoeilijken.

Dan duwt het meisje de sleutel waarmee ze als sinds het begin van het gesprek mee speelt in het slot. Het geluid weergalmt door de overdekte fietsenstalling heen.

Onwillig schieten Six' ogen door de onverwachtheid van de actie naar het meisje. Verbaasd trekt ze haar wenkbrauwen op. 'Zie je eindelijk in dat deze discussie tijdverspilling is?' vraagt ze uitdagend. Leunend tegen de koude, grijze muur, wacht ze af wat de blonde er tegenin kan brengen. Ze vindt het al een wonder dat ze het zo lang heeft volgehouden. Dat ze niet al boos en beledigd is weggefietst, terwijl ze haar hoofd arrogant omhoog houdt. Het beeld is makkelijk voor te stellen, en dat is slecht en negatief bedoeld.

Iets dat lijkt op lachen is tegenover Six te horen. Het klinkt eerder als doodgaan of stikken. Kort gezegd is het geluid alles behalve fijn om te horen en het moeilijk om met een pokerface ernaar te luisteren. 'Jij kan er gewoon niet tegen dat je betrapt bent.' Nerveus beweegt ze haar stuur. De even roze mand rommelt gezellig mee, maar het geluid is te luid naar Six' zin. Ze begrijpt echt niet hoe het meisje deze fiets serieus over heen kan brengen en er zonder zich te schamen op kan fietsen. Zijzelf zal er koppijn van krijgen, van het kijken al, laat staan er minstens een kwartier op zitten.

Omdat Six is afgeleid door de felle kleur die pijn doet aan haar ogen, heeft ze pas later door dat er tegen haar gepraat wordt. Met een diepe frons tussen haar wenkbrauwen probeert ze een gezichtsuitdrukking te vinden die niet laat zien hoe erg ze de fiets en de eigenaar ervan haat. 'Jij kan er niet tegen als je aan de verliezende hand bent,' is haar snelle commentaar. Nonchalant maakt ze zich los van de bakstenen en loopt naar de andere kant van de stalling, waar de hokken groter zijn. Enkele motors en scooters staan er geparkeerd, alleen is die van Six gelijk te herkennen. De zwart die het uitstraalt, is net een zwarte zon, zo schijnend en blinkend is het. Hier en daar zijn blauwe vlammen erop aangebracht, zodat het match met haar haren Een glimlach vormt zich zonder dat ze het zelf merkt wanneer ze het van het slot af haalt. Dit geluid is beter dan die van het fietsslot van minuten geleden.

'Ik zie je later dan wel, als ik je ooit nog zie en weer beweert dat ik die rijdende suikerspin van je wilt ontvoeren.' De helft van de woorden gaan echter verloren in het starten van de motor en met gilllende banden wegrijden. 

the chaos in the worldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu