Hoofdstuk 3- alone together
"But do you got room for one more troubled soul."
Zich afvragend of de wildvreemde jongen maar een spelletje met speelt of echt wensen waar kan maken, zit Six wederom op haar motor, de rest van de terugweg af te leggen. De maan heeft ondertussen de zon helemaal verjaagd en stalen de sterren zoals ze alleen in de nacht kunnen doen. De weg is rustig. Geen enkel voertuig rijdt haar voor de wielen en geen enkel levend ziel lijkt het in zijn of haar hoofd te halen Six op de zenuwen te werken. Het geluid van haar racende motor is het enige wat te horen is deze nacht.
De kleine tien minuten rijden naar haar huis, is zo gedaan. Daar aangekomen parkeert ze haar rijtuig in de garage en doet hem voor de zekerheid nog op slot. Inbrekers zijn veel slimmer geworden dan ze hoopt en het beter het zekere voor het onzekere te nemen. Mompelend over de frisheid van vandaag, doet ze haar zwarte jack dichter tegen haar huid aan.
En staat zo snel in een reflect stil.
Het glas van het raam weerspiegelt een onbekend gestalte dat vlak op de stoep voor de oprit staat. Het is niet een grote, enge man met een hoge hoed waardoor een merendeel van zijn gezicht in de schaduw opgaat en hij draagt ook geen lange jas. Het is eerder een kleintje, iemand die er maa staat alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Met zijn ogen, die een bekende, blauwe glinstering geven, volgt hij Six. Wanneer Six hem recht aankijkt via het glas, gaat er een korte rilling door haar heen. Gelijk knippert ze enkele seconden snel achter elkaar, om tot de ontdekking te komen dat hij weer weg is.
'Vreemd,' betrapt ze zichzelf erop hardop te mompelen terwijl ze voor de voordeur staat te zoeken naar haar sleutels. Gehaast opent ze de deur. De geur van kaneel en verbrand hout dringt haar neus binnen. Het is de alledaagse geur die hier, in een kleine, eenzaam uitziende woning te ruiken is. Door de jaren heen is ze er gewend aan geraakt, zodat ze het verder negeert. Er staat toch niets in de fik, dan zal er wel ergens een alarm afgaan. Daarnaast heeft ze niets laten branden toen ze wegging.
Zonder haar ouders te laten merken dat ze thuis is- die letten amper op Six- loopt ze stug naar boven, om zich te laten vallen op het hemelse bed. Haar ogen schieten de kamer rond om het te scannen op vreemde zaken. Uitgezonderd op haar te opgeruimde bureau, haar moeder heeft er vast en zeker aan gezeten, is alles zoals ze het heeft achtergelaten een paar uur geleden: geordende chaos. Hier en daar liggen kledingstukken op kleine stapels tegen de muur aan of andere meubelstukken. Verschillende pennen liggen overal en nergens, behalve in het pennenbakje die ze er speciaal voor gekregen heeft. Op netjes opgehangen posters na ziet alles eruit of er een tornado op bezoek is geweest.
Haar schouders ophalend loopt Six naar de badkamer, douchet zo lang ze nodig heeft- wat lang is- en gaat onder de dekens. Zodra ze haar ogen sluit, komt het bekende gevoel van de vrijheid op een motor terug haar lichaam in. Genietend zucht ze. Ze is blij dat haar ouders de toestemming gaven een motor te nemen, slechts een paar maanden terug. Het heeft haar leven op een positieve manier veranderd. Ze voelt zich niet langer opgesloten in het kleine huis, maar alsof ze nog de hele wereld moet bezoeken. Alsof de wielen van haar motor elke weg van de wereld moeten hebben aangeraakt.
De uren gaan snel voorbij, wat meestal is wanneer Six slaapt. Het besef van tijd is dan verdwenen, en het is dan ok vaak voor haar een wonder hoeveel ze werkelijk heeft geslapen wanneer ze opstaat.
Het is een groter wonder wanneer Six ziet hoe laat het werkelijk is. De rode cijfers van haar wekker vertellen haar dat het net over drieën is in de avond. Het is vreemd omdat ze geen vermoeidheid of wil om weer in slaap te vallen voelt.
Een onbekende stem dringt plots tot haar door. Verschrikt gaat ze rechtop zitten, waardoor haar deken zacht op de grond valt. De kou neemt grip op haar benen, die voor een deel ontbloot zijn. Ze heeft vast wild lopen woelen in haar bed toen ze nog aan het dromen was.
'En nu kan ze niet eens meer praten, ze kan echt niets meer zeggen.' De woorden echoën door de ruimte heen alsof Six's kamer een tunnel is, zo erg is het effect.
Zo snel Six kan, grijpt ze haar zaklamp en de kleine mesjes die ernaast liggen- zoals ze al eerder dacht: het zekere voor het onzekere- en ze laat het licht haar kamer verkennen. Tot haar schrik ontdekt ze dat er een andere lichtbron is, eentje die zo blauw is als de ogen van de vreemdeling bij het raam, die op de stoep stond. Haar vingers ontklemmen het kleine, maar gemene en gevaarlijk mesje steviger. 'Wie is daar?' vraagt ze. Deze woorden echoën echter niet door haar kamer heen, wat maar beter is, anders hoorde de persoon hoe haar stem was overgeslagen. Niet van de angst, dat voelde ze niet zo erg. Het is gewoon iets dat bij haar leven hoort; een stem die constant overslaat.
Er klinkt een zucht wanneer het licht van haar zaklamp de onbekende aan het licht brengt. De ogen, die net als voorheen een blauw licht afgeven, staren haar recht en vijandig aan. Dat is het enige kenmerk wat Six kan zien van zijn gezicht, door de grote kap gaat de rest in een donkere schaduw op. Met een scheef hoofd staat hij daar maar, het pad tussen Six en de deur blokkerend. Niet dat het meisje van plan is ergens ander sheen te gaan. De hulp van haar ouders nu inroepen, zal er alleen voor zorgen dat ze zich chagrijnig gedragen. Het is immers over drieen in de nacht en de meesten mensen slapen en willen dat zo houden. Daarnaast, Six weet hoe ze moet vechten, anders zal ze het kleine mesje niet bij zich houden. Het heeft misschien een paar jaar van haar leven gekost, maar ze is een vechter en geen opgever.
'Jij, hé?' sist het gestalte voor haar, en zijn ogen dwalen naar beneden af, naar de plek waar het wapen glinstert. 'Jij hebt er zeker weten voor gezorgd dat mijn zusje niets meer kan zeggen.' Met elk woord dat hij zegt, begint het blauw meer terrein te winnen in de al bescheiden kamer. Overal waar het is, sist het vervaarlijk, al verbrand het niet. Er zitten nog geen gaten in de vloer, de kast of het bureau.
Nonchalant haalt Six haar schouders op. Vervolgens stapt ze naar voren- een actie die hij zeker niet verwacht had- om met haar elleboog een tik tegen zijn slaap te geven. Uit een instinct stapt haar tegenstander echter snel naar achter, waardoor zijn rug hard de muur raakt. 'Ik ken je zusje niet eens qua naam,' fluistert Six het antwoord. Haar gedachtes dwalen af naar de ontmoeting met een andere jongeman. De bewering die hij deed over haar wens laten uitkomen, is dus toch de waarheid. Bij die gedachte fronst ze haar wenkbrauwen afvragend. Wat is hier precies aan de hand? Wensen uit laat komen is niet iets wat normale mensen zoals zij kan doen, wat haar tot de conclusie brengt dat die jongen niet zoals zij is, zoals een normaal mens. De vraag brandt op haar lippen wát hij dan wel is, en voordat ze er erg in heeft, hoort ze die vraag hardop.
Nu is het de beurt van de indringer om haar aan te kijken alsof ze een onbekenden is. 'Wie bedoel je in hemelsnaam met 'hij'?'
'Die jongen van een paar uur geleden, die ik tegenkwam op de weg.' Aan de blik die Six geschonken wordt, heeft de vreemdeling nog steeds geen idee over wie ze spreekt. Ze probeert iets te verzinnen die er wel voor zorgt dat ze dezelfde persoon in hun hoofd hebben, en ze haalt het beeld van de jongen voor de geest. 'Hij had zwart haar, blauwe ogen en,' even denkt ze na wat ze het beste kan vertellen, 'een ring waar hij de hele tijd mee speelde terwijl wij aan het praten waren over dat zusje van jou.'
De gezichtsuitdrukking die Six amper kan zien van de vreemde, veranderde wel voelbaar. 'Je wilt zeggen dat Hanped hierachter zit?' vroeg hij lachend, alsof het de grappigste grap was die hij zijn hele leven had gehoord. 'Zoiets zou hij echt nooit doen.'
JE LEEST
the chaos in the world
HumorWanneer een ander lid van de club besluit dat de groepplannen alles behalve gaan slagen en zelf een plan maakt om de wereld over te nemen. - Een verjaardagscadeau voor Six