Een dans op het spoor

1 0 0
                                    

Die nacht was waarschijnlijk één van de beste momenten van mijn leven. Nadat we steeds verder verdwaalden in de stad kwamen we aan bij een verlaten spoorweg. Iets verderop was een onderhoudsstation voor de treinen. Groen stapte sierlijk op de rails en begon balancerend richting het gebouw te lopen. Ze keek om en wenkte me dichterbij. Ik zal jullie wat vertellen jongens, als een meisje je in je ogen kijkt en je wenkt, is er maar een actie mogelijk. Je volgt haar waar ze ook heen gaat.
Ik sprong op de rail parallel aan de hare en begon naast haar te lopen. Plechtig zwaaide ze de ene voet voor de ander, als een acrobaat op een koord, meters boven de grond. Ik moest mijn uiterste best doen om haar bij te houden, maar vallen was geen optie. Ik moest haar laten zien dat ik dit kon, dat ik goed genoeg was om naast te lopen. Het was koud buiten, maar ze leek het niet te voelen ondanks haar blote benen. Na een paar minuten begon ze te versnellen. Met opperste concentratie en veel gezwaai met mijn armen versnelde ik mijn eigen tempo om het hare te evenaren. Zo vlogen we over de rails, als twee vogels die precies dezelfde vlucht volgden. De zorgen over het eten en de komende winter verdwenen uit mijn gedachten. Het enige wat bestond, wat echt was, was dat moment en het meisje dat naast mij al lachend over de grond zweefde. Ik lette al niet meer op mijn voeten, ze wisten precies de juiste plek te vinden. Het leek eeuwig te duren en toch was het einde te snel. Ze zette haar voet net een millimeter te ver naar rechts. Ik zag haar voet wegglijden en het grind raken. Ik zag haar armen zwaaien in een poging haar lichaam overeind te houden. Ik voelde mijn hart sneller kloppen. Wat ik niet voelde was hoe ik van de rail afsprong en mijn armen uitstak. Ik voelde niet hoe ik me schrap zette om mijn eigen evenwicht te kunnen bewaren. Ik voelde alleen hoe ze in mijn armen lag nadat ik haar had gevangen. Ik denk niet dat een jongen van die leeftijd ware liefde kan ervaren, maar als dat mogelijk was zou dit het moment zijn geweest waar ik het voor het eerst meemaakte. Zo stonden we daar even.
Zij, omhoogkijkend met een glimlach en ik, met een engel in mijn armen, immuun voor de honger en de kou die ik zou moeten hebben gevoeld. Mooie momenten kunnen niet eeuwig duren. Groen zette zachtjes haar voeten weer op de grond en zette een stap bij me vandaan. Mijn armen vielen langs mijn zij, nu opeens moe van wat voor een zevenjarige een zware inspanning was. Ze keek me aan en liet weer die ondeugende lach zien. Vervolgens rende ze weg. Het duurde even voordat ik doorhad wat er gebeurde, maar daarna zette ik meteen de achtervolging in. Wou ze dat ik haar volgde? Ik hoopte en ging uit van wel, maar voor veel denkwerk had ik geen tijd. Voor me zag ik net een blauw puntje van haar jurk een hoekje omschieten. Ik was vrij snel geworden door het wegrennen van de wachters, dieven en andere bedreigingen, maar ik kon haar met moeite bijhouden. Na haar door minstens tien straten te volgen, moest ik stoppen. Ze was door een gat in een hek de adelwijk ingerend. Dat was absoluut geen plaats voor een straatkind. Even overwoog ik om tegen beter weten in achter haar aan te gaan, maar de rede won deze strijd. Ik was eerder in dat gedeelte van de stad geweest. Als de wachters je daar betrapten had je geluk als ze je naar de kerk stuurden. De meeste jongens kwamen terug met gebroken armen en losse tanden. De boodschap was duidelijk: 'Blijf in je eigen wijk.'
Hierdoor was ik haar nu wel kwijtgeraakt. Ik bleef nog even wachten bij het gat, zodat ze me zou kunnen vinden, mocht ze terugkomen. Ik ging zitten en ik wachtte. En ik bleef wachten. Ze kwam niet terug. Ik bleef nog langer wachten. Ze verscheen niet. Ik stond op, liep weg, maar keek nog één keer om, half verwachtend dat ze juist dan opeens terug zou komen. Ze bleef weg. Ik ging naar huis, niet-wetend of ik blij was omdat ik een prachtige avond had gehad, of dat ik verdrietig was, omdat ze me zo plots had verlaten.
Na uren zoeken vond ik de weg naar mijn schuilplaats terug. Het was al ver na middernacht toen ik mezelf wikkelde in mijn deken. Jonas lag al diep te slapen. Nu ik erover nadenk was dat niet echt een goede eigenschap voor een straatkind, maar Jonas was niet wakker te krijgen als hij eenmaal zijn ogen dichtdeed. Zelf viel ik niet in slaap. Ik lag nog na te denken over dat meisje. Groen. Het was alsof het een droom was geweest, alsof ik me alles had ingebeeld. Ik probeerde het uit mijn hoofd te zetten. Morgen moest ik weer aan het werk om eten te kunnen betalen. Ik had geen tijd om me zorgen te maken over een of ander meisje. Zelfs niet als haar haar zomerachtig was en ze zo lief lachte. Vooral niet daarom.

De volgende ochtend werd ik niet bepaald uitgeslapen wakker. Jonas was al bezig met het verzamelen van de spullen die we die dag nodig zouden hebben. Ik wreef de slaap uit mijn ogen en stond op om hem te helpen. Hij grijnsde toen hij zag hoe moe ik was. 'En heb je lekker getongd vannacht?' vroeg hij lachend. Ik keek hem zuur aan. We hadden allebei geen idee wat dat betekende en dat wist hij dondersgoed. Hij praatte gewoon de oudere jongens na die baantjes hadden in de winkels en op de werkplaatsen. Zonder iets te zeggen ging ik verder met inpakken. Vandaag zouden we kijken of er ambachtslieden waren die nog klusjes voor ons hadden. Meestal moesten we spullen verslepen of schoonmaken, maar af en toe kregen we de kans om echt iets te maken. Een bakker liet ons een keer een paar broden bakken en gaf ons als betaling een half brood mee. De timmerman liet ons een keer een tafel maken en gaf ons een deel van de winst mee. Bovendien was het leuk om iets te maken in plaats van dozen te tillen en te stelen. We klommen de ladder af, goed oplettend of er niemand in de buurt was. De meeste straatjongens zouden niet van ons stelen, maar je kunt nooit te voorzichtig zijn.
We vonden na een kwartiertje zoeken een geschikt klusje bij de kleermaker. We moesten grote stukken stof afknippen en naar zijn werktafel brengen. De kleermaker was een rijk en bovendien een gul man, dat was bekend op de straat. Er was dan ook een onbesproken regel dat niemand zijn winkel of zijn klanten beroofde. Gebeurde dit wel... Laat ik het maar hierop houden: de straat lost het zelf op.
Vol verbazing keken we naar de enorme rollen katoen, elk in een iets andere kleur dan de anderen. Jonas sneed zich vrij snel aan de enorme schaar die we gebruikten voor het knippen waardoor hij niet verder kon werken. Zelfs met een verband om zijn wond wou de kleermaker niet riskeren dat er bloed op de stof achterbleef. Ik nam het hem niet kwalijk. Als ik zoveel stof zou hebben zou ik er ook goed voor zorgen. Tegen het eind van de middag vroeg hij me om een stuk stof uit een afgesloten la te halen. Hij maakte een sleutel los van de enorme bos aan zijn zij en wees aan welke la het was. Met mijn schaar in de aanslag liep ik naar de kast. Jonas had eerder al een enorme preek gekregen toen hij met de schaar door de werkplaats rende. De sleutel was versierd met gekrulde stukken metaal en paste perfect in het slot. De la gleed open en toonde me de dure stof die hij bewaakte. De dure, blauwe stof. De soort stof waar een straatjongen veel geld mee kon verdienen. De soort stof die ik eerder had gezien. De diepblauwe stof van de jurk van mijn engel.

Zoekend naar haar naamWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu