> Hoofdstuk 1: Ik kreeg ruzie met de deur. <

379 14 8
                                    

Hoofdstuk 1

Ik kreeg ruzie met de deur.

Ring...

Mijn wekker ging af. Het was maandag. Ik moest weer naar school. Met tegenzin sloeg ik de deken af en stapte ik uit bed. Ik douchte me en kleedde me aan. Daarna pakte ik mijn tas en ging naar beneden.

Beneden zaten mijn pleegouders. Mijn echte ouders zijn toen ik nog heel klein omgekomen bij een gevecht. Het was verboden dat ze elkaar zagen, en al helemaal om samen een kind te krijgen. Maar ja, hier ben ik dus. Jammer genoeg herinner ik me niet meer zo veel van hen. Nadat ik te horen had gekregen dat ze waren omgekomen ben ik in een mensengezin geplaatst. Mijn adoptieouders zijn heel lief. Ook mijn broer en zusje zijn heel lief. Met mijn broer heb ik de grootste lol.

'Goedemorgen, lieverd.' zei mijn moeder.

't' Is wat je een goede morgen noemt.' zei ik vermoeit.

'Wat zijn we vrolijk.' zei Jonas, mijn broer. Ik stak mijn tong naar hem uit. Waarom is iedereen hier toch altijd zo vrolijk op maandag?

'Ga je straks me shoppen?' vroeg Anna, mijn zus.

'Nee, sorry.' zei ik.

'Oké.'

'Mam?' vroeg ik.

'Ja?'

'Is het goed dat ik straks met Julie naar de bios ga?' vroeg ik lief. Eigenlijk had ik helemaal niks met Julie afgesproken. Ik wilde eigenlijk naar het bos. Maar als ik zou vragen of ik vanavond naar het bos mocht, zou mijn moeder flippen.

'Je weet dat morgen weer een schooldag is? En dat je dus vroeg naar bed moet?' vroeg ze.

'Jaha.' zei ik. 'Maar het is toch niet erg om een keertje later naar bed te gaan?'

'Slaap is belangrijk Grey.' zei ze ernstig. 'Met niet genoeg slaap kun je je niet goed concentreren op school.'

'Best dan ga ik niet.' zei ik nors.

'Je mag anders ook wel wat aardiger reageren.' zei ze. Ik trok mijn wenkbrauwen op.

'En waarom zou ik?' vroeg ik uitdagend.

'Het is niet netjes om de hele tijd zo te reageren. Zo vinden mensen je niet aardig.'

'Dus?' zei ik ongeïnteresseerd.

'Laat maar zitten.' zei ze. 'Je luistert toch niet.' Ik rolde met mijn ogen.

'Ik ga nog effen wandelen in het bos.' zei ik. Mijn moeder vindt het niet erg als ik overdag ga wandelen in het bos, maar je moet haar nooit vragen of je 's avonds ook maar even een brief mag brengen naar de buren. Ze vindt het niet veilig om in het donker de straat op te gaan. Ze is super beschermend. Een beetje té als je het mij vraagt.

'Niet te lang.' riep mijn moeder me nog na.

Toen ik aan de rand van het bos was, keek ik om me heen. Er was niemand te zien. Ik begon op volle snelheid te rennen. Alles vervaagde en ik rende diep het bos in. Toen ik diep genoeg in het bos was stopte ik. Ik deed mijn jas, mijn vest en mijn T-shirt uit. Ik had nu alleen nog maar mijn witte spaghettihemdje aan dat erg laag uitgesneden was aan de achterkant. De koude wind liep langs mijn armen en ik rilde. Langzaam vouwde ik mijn grote vleugels uit. Met mijn hand streelde ik over de zachte veren van mijn vleugels. Mijn vleugels waren aan de binnenkant wit, verder bij de rand werd het grijzig en de rand zelf was zwart. Het was best mooi om te zien. Opeens miste ik mijn echte ouders super erg. Ik voelde een steek in mijn hart. Opeens had ik de behoefte om iets of iemand te vermoorden. Om ergens diep mijn tanden in te zetten. Ik snoof. Ik rook een vos verderop. Ik snelde ernaartoe met mijn megasnelheid. Ik verstopte me achter een grote boom en keek naar de vos. Ik voelde mijn hoektanden langer worden. Ik ging met mijn tong langs mijn tanden. Mijn hoektanden waren heel scherp. Één simpele beet en je was dood.

A Forbidden Creature (ON HOLD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu