Hij ;
Ik stond ik de winkel.
Bij de snoepafdeling.
Er was een meisje.
Ik wou wat pakken.
Maar ze stond voor het snoep.
Ik tikte haar aan.
Ze draaide zich om.
En toen zag ik het.
Zij was het!
Ze keek me aan.
Ogen ooit zo levend.
Staan nu levenloos.
Ze keek me aan, maar zei niks.
Wist ze dan niet meer wie ik was?
Ik vroeg haar hoe ze heten.
Geen antwoord.
Ze pakte een pen.
En schreef op mijn arm.
IK BEN DOOF.
Ik keek naar haar.
Zij keek naar mij.
Ze gaf me haar nummer.
En liep weg.
En ik?
Ik appte haar gelijk.
JE LEEST
D O O F
Short StoryKort verhaal Hij ; waarom zit zij daar altijd, alles gaat langs haar. Als of zij de wereld niet hoort. Er gebeurd ook van alles, en toch heb ik alleen oog voor haar. Zij ; hij kijkt altijd naar me, als of ik gek ben. Maar er gebeurd van alles om he...