Hoofdstuk 6

4 1 0
                                    

"We vertrekken. We gaan weg van hier.", zei hij al lachend en ging met een knie op de grond zitten.
Hij nam mijn hand en haalde een stalen ring tevoorschijn.
"Marianne, mijn liefste Marianne, zou je van mij de gelukkigste man ter wereld willen maken en met mij trouwen?", vroeg hij me.

"Dat zal niet gaan, beste stalknecht.", hoorde ik achter mij.
Mijn moeder stond daar. Ik liep naar haar toe en vroeg haar waarom ze dit in godsnaam deed.
"Omdat jij het beste verdient en omdat ik je moeder ben en daarom weet wat het beste is voor jou, welbepaald trouwen met heer van Burgengraaf.", melde ze me alsof ik geen keus had.
"Jij gaat met mij mee terug naar binnen en dan zal ik dit belachelijke idee van jou vergeven en vergeten", zei ze erbij.

David ging voor mij staan en zei simpelweg; "Nee mevrouw, we houden van elkaar en niets houd ons tegen, ook u niet."
Mijn moeder grinnikte.
"Dat denk ik nu juist van wel, idioot", was haar antwoord.
Ik was al naast hem gaan staan toen ze van tussen de plooien van haar rok een dolk tevoorschijn toverde en zijn keel doorsneed, met een lach op haar gezicht.

Ik schreeuwde en zakte in elkaar. Ik kroop naar hem toe en nam zijn gezicht vast. Mijn handen werden rood van het bloed dat uit de wonde stroomde.

Dat moment zou me blijven achtervolgen voor de rest van mijn leven.

Mijn verleden, mijn vloekWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu