Hoofdstuk 3 - Romeo en Julia

235 21 41
                                    

''O Romeo,'' zeg ik, mijn stem zo vol van liefde en hartstocht dat ik er bijna van moet kotsen.

De jongen beneden mij, voor mij nu Romeo, laat de jas die hij draagt over zijn schouders heen glijden en strekt zijn rechterarm voor zich uit om deze naar de hemelen te richten. Zijn witte bloes laat een groot deel van zijn ontblote borst zien. Een laag karamel gekleurde huid creëert een prachtig contrast met het wit van de matte stof. Het is muisstil om ons heen.

''O Julia. Spreek lieve woorden,'' zegt hij, wanneer zijn prachtige ogen die van mij vinden en hij me betovert met zijn bezorgde blik. ''Zeg dat je van me houdt.''

Ik zucht een maal diep in en uit en laat mijn handen verslagen langs mijn jurk vallen zodat ik ze vast kan zetten in het zijden. Mijn handen trillen van nervositeit, mijn benen bijna te wankel om op te kunnen blijven staan. Ik kijk op hem neer, beoog hem in al zijn glorie, en antwoord.

''Hoe kom jij hier? Vergeet niet wie je bent. Ga weg! Als mijn vader je ziet, dan –''

Romeo onderbreekt mijn woorden. Zijn stemgeluid vult mijn lichaam op met vlinders. Vlinders die ik maar al te graag uit mijn innerlijk wil verbannen. Wij kunnen niet samenzijn, wij zijn te verschillend.

''Hij mag me zien. Ik ben niet bang,'' zegt 'Romeo' vol zelfvertrouwen. Zijn lippen rekken op in een eenvoudige glimlach.

Mijn Romeo loopt naar de stenen muur toe die zich onder mijn balkon bevindt en grijpt met zijn handen de klimop vast die zich vastgeketend heeft in de smalle groeven van de kasteelmuur. Langzaam klimt hij omhoog.

''Hoe ben je hier gekomen?'' vraag ik verbaasd.

Zijn handen, schoon van wonden, bevinden zich nu op de stenen omheining van het balkon naast mij. Hij trekt zijn lichaam omhoog, zodat zijn gezicht in één lijn kan staan met dat van mij.

''Door de liefde. Zij wijst mij de weg,'' antwoordt hij.

Eén van zijn handen verlaat zijn stevige grip op het balkon en verplaatst zich naar mijn linkerhand. De aanraking is zo voorzichtig dat hij waarschijnlijk bang is om me te breken. Zo fragiel ben ik niet, denk ik. Zijn irissen glimmen op in het heldere licht van de 'maan'.

''Ik hou van jou,'' zegt hij.

Zijn woorden lijken bijna echt. Zo echt dat ze me een vreemde sensatie opleveren. Ik voel mijn hart ongewild een slag overslaan. Ik vlecht mijn vingers vast met die van hem. Zijn handen voelen net zo zacht aan als ik in eerste instantie verwacht had.

''Hou je echt van mij? Zijn we verliefd?'' vraag ik twijfelend.

Hij laat mijn hand met tegenzin los. Zijn beiden handen vinden de steunbalk van het balkon, waarna hij in een soepele beweging zijn benen over het hekje heen trekt wat ons voorheen van elkaar scheidde, en naast me komt staan. Zijn rechterhand vindt nu mijn wang. Ik leun zijn aanraking in en vestig mijn hand op die van hem.

''Het maakt me.. bang,'' fluister ik, gebroken en in de war van mijn gevoelens voor de jongen tegenover me.

Romeo laat zijn hand afdalen naar mijn nek en wrijft heel langzaam met zijn duim langs mijn kaak. Waarom lijkt hij nu zo oprecht? Pas als zijn pupillen verwijden en hij zijn mondhoeken laat optrekken in een glimlach weet ik dat hij de woorden zo goed ingestudeerd heeft dat hij ze op een perfecte manier kan brengen.

''Je hoeft niet bang te zijn,'' zegt hij.

Daarna sluit ik mijn ogen en laat ik hem toe. Hoe lastig ik het ook vind om dit te doen, ik laat het hem doen.

Een Drama Vol Liefde (On Hold)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu