Het Woord

29 6 2
                                    

Vol spanning keek ik op de klok die nu één voor twaalf aangaf. Zenuwen voelde ik in mijn hele lichaam. Binnen een minuut zou mijn hele toekomst vast liggen, of ik dat nou wilde of niet.
Het was de dag voor mijn achttiende verjaardag, over één minuut zou de klok twaalf slaan. Op dat moment zou er net zoals bij iedere andere achttienjarige een woord op mijn pols verschijnen. Dit woord was belangrijk, want het gaf je toekomst aan. Geen uitzonderingen.
Mijn broer, wie me verwachtingsvol aankeek, had archeoloog op zijn pols zien verschijnen. Ook al had hij er eerst niet zo veel vertrouwen in, hij probeerde het uit. Nu, enkele jaren later is hij daar erg blij mee en heeft hij al veel belangrijke ontdekkingen gedaan.
Mijn ouders, beide dokter. Geen twijfel over mogelijk: dat was een goede keuze! Ze werkten dan wel heel hard, ze hadden ook plezier in hun baan en dat was wat telde.
Mijn zusje, dat werd nog een verrassing. Niemand had een idee want haar voorkeur veranderde nogal vaak.
En ik? Ik wachtte vol zenuwen op de volgende minuut, deze minuut leek eindeloos te duren. Ik wist niet of ik wel wilde dat de minuut over zou zijn. Volgens mijn broer was zenuwachtig zijn niet nodig, maar ik was het toch. Nu weet ik ook dat de zenuwen terecht waren geweest.

Ik sloot mijn ogen toen het aftellen begon. Nog één keer diep ademhalen.
'Vijf!' Ik wilde mijn ogen niet open doen, ik was doodsbang.
'Vier!' Met tegenzin doe ik toch mijn ogen open, waar ik direct spijt van had.
'Drie!' Al die hoopvolle gezichten van mijn bijeengekomen familieleden.
'Twee!' En ik die wist dat die hoop waarschijnlijk in teleurstelling zou veranderen.
'Één!' Geen weg terug...
'Nul!' De contouren op mijn pols worden langzaam zichtbaar.

"Moordenaar". Dat was wat er stond. Mijn familie keek me nieuwsgierig aan, maar dat veranderde al snel in angst toen ze mijn blik zagen. Zonder een woord te zeggen baande ik me een weg naar de achterdeur en rende uit paniek weg.
"Moordenaar". Het woord bleef voor mijn ogen verschijnen. Mijn toch al slechte zicht, door mijn tranen, nog meer verslechterend. Ik rende door tot ik uitgeput was en ging zitten.

Dat is waar ik nadacht. Zo wilde ik niet zijn. Zo wilde ik niet leven. Toen mijn blik op de woeste rivier viel twijfelde ik één moment. Het was een moment van haat en liefde, angst en nieuwsgierigheid, willen en doen, twijfelen en zeker zijn. Daarna was er niets meer, geen haat of liefde, geen angst of nieuwsgierigheid, geen willen of doen, geen twijfelen of zeker zijn, gewoon niets.
Er ging niets door me heen toen ik mezelf van het klif af stortte.

Het woord dat op je pols verscheen had altijd gelijk. Ik was geen uitzondering. Ik was een moordenaar, een moordenaar van mezelf...

Short StoriesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu