2.

71 8 2
                                    

Opeens zakt het meisje ineen. Ze valt in elkaar op de grond. Daar blijft ze liggen als een zielig hoopje vergeten dromen. De regen overspoelt haar, de plas waar ze in ligt omarmt haar. Maar dan, als bij een wonder, staat ze op, zich overgevend aan een plotselinge woede. 'Je kunt alles afnemen wat ik heb!' gilt ze. 'Je kunt alles breken wat ik ben!' De tranen stromen opnieuw over haar wangen. 'Alsof ik ben gemaakt van glas! Alsof ik ben gemaakt van papier...' Bij dat laatste breekt haar stem. De pijn straalt uit haar ogen, haar gezicht, haar lichaam, alles. De pijn straalt als een zon. Je kunt er nauwelijks naar kijken. Een oude vrouw doet het toch. Ze wordt verscheurd door de pijn die het meisje voelt. 'Ga maar door! Probeer me maar neer te halen!' schreeuwt het meisje. 'Maar ik zal oprijzen. Oprijzen! Oprijzen uit de grond! Als een wolkenkrabber!' Ze zakt weer in elkaar. 'Ik zal oprijzen... Als een wolkenkrabber...' snikt ze. De regen blijft maar stromen, maar het deert haar niet. Ze slaat haar ogen op, en kijkt vastbesloten recht vooruit. Op het eerste gezicht lijkt het alsof ze weer voor zich uit staart, maar als je langer kijkt zie je dat ze veel te vastbesloten kijkt. Ze kijkt naar degene die haar dit heeft aangedaan. Al weet hij het niet, en zal hij het nooit weten. Dan klinkt haar stem weer, helder en vast. 'Ik zal oprijzen als een wolkenkrabber.'

WolkenkrabberWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu