Hoofdstuk Vier

67 9 30
                                    

Cayden

Cayden leunde tegen de stenen muur op de plek waar hij met Navarre had afgesproken. Verveeld gooide hij zijn dolk keer op keer in de lucht. Hij had geen idee hoelang hij nu al wachtte, maar het was lang genoeg voor de verveling om toe te slaan. Blijkbaar was de kroonprins niet iemand die stipt op tijd kwam, terwijl Cayden dat juist belangrijk vond. Dat kwam voornamelijk door zijn werk. Als trainer aan het hof verwachtte hij dat iedere leerling op de afgesproken tijd aanwezig was. Was dat niet het geval en had iemand geen geldige reden, dan mocht die op die nacht of dag ook niet mee trainen. Wanneer er oorlog was, zou men ook niet willen dat krijgers te laat kwamen, want het kon mensenlevens kosten.

Terwijl Cayden telkens zijn dolk netjes opving, was zijn blik op het raam tegenover hem gericht. Hij kon nog net de Maan boven de huizen zien schijnen, de Maan die hem had uitgekozen om drager van een van Haar krachten te zijn en hem daarmee vervloekt had. Door Haar had Cayden een ongelukkige jeugd meegemaakt en voelde hij zich een buitenstaander. Zelfs Dorian had dat gevoel nooit kunnen laten verdwijnen. Hoeveel Cayden ook van hem hield, er bestond een afstand tussen hen. En hij was bang dat hij die groter had gemaakt door Dorian eindelijk de waarheid over zichzelf te vertellen.

Cayden had geen andere keus gehad. Het was beter om het Dorian eerlijk te vertellen dan dat hij er op een andere manier achter moest komen. Cayden kon zijn magie niet voor eeuwig verborgen houden en het was ook niet mogelijk om zijn magie permanent weg te laten halen. Magie had zo zijn beperkingen. Als hij het niet had gehad, zou hij vaker met Dorian naar buiten kunnen tijdens de munari, want dat was iets dat Dorian nog weleens met hem wilde doen. Cayden zou de stralen van de Zon minder heftig op zijn huid voelen branden, en dus zou het beter te verdragen zijn en kon hij meer genieten. Het was echter een onrealistische droom. Zijn leven bestond enkel uit schaduwen, die hem elk moment konden opslokken. Cayden vond dat maar een nare gedachte.

De dolk glipte tussen Caydens vingers door en belandde met een smak op de grond. Cayden keek er even verbaasd naar, waarna hij zuchtend zijn hand over zijn gezicht wreef. Hij had altijd geweten dat Dorian een voorliefde had voor de Zon, ook al had Dorian dat nooit hardop gezegd. Maar Cayden verachtte de Zon, kon niet tegen Zijn warmte en licht en voelde zich enkel op zijn best wanneer de Maan scheen. Hij was totaal het tegenovergestelde van Dorian. Dat kon op lange termijn nooit samengaan. Die gedachte maakte hem triest, maar het was de waarheid.

Nog een waarheid die hij voor Dorian achterhield... Nog iets waardoor zijn magie eerder een vloek dan een zegen was. Of misschien moest hij echt eens een keertje open zijn en Dorian alles vertellen, ook al zou zijn vriend die waarheden totaal niet leuk vinden. Maar kon hij dat Dorian aandoen? Hij had al zoveel aan zijn hoofd.

Cayden hoorde plots het geluid van voeten op de marmeren vloer, die voor nu een einde maakten aan zijn rusteloze gedachten. Snel bukte hij zich om zijn dolk op te rapen en die vervolgens in zijn wapenriem te steken. Toen hij zich weer rechtte, kwam Navarre de hoek om gelopen. Navarre had net als Cayden gevechtsuitrusting aan; een zwart pak om niet op te vallen in de duisternis en om soepel te kunnen bewegen. Ook was Navarre bewapend. Aan elke kant van zijn heup rustte een zwaard.

'Ik vreesde dat ik hier nog de hele nacht op je moest blijven wachten,' zei Cayden. Het kwam er onvriendelijker uit dan de bedoeling was.

'Ik had Elwyn even bij moeten praten, aangezien hij het leiderschap in mijn afwezigheid overneemt. Anders was het me wel gelukt om op tijd te komen. Ik kom niet graag te laat.' legde Navarre uit.

'Dat moet natuurlijk ook gebeuren.'

'Inderdaad.' Navarre richtte zijn blik op de tas die Cayden bij zich had. 'Je hebt alles?'

Het ontwaakte VuurWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu