hoofdstuk 1: De dochter

96 5 2
                                    

Met een grote plons komen we in het water terecht. Meteen bij aanraking voel ik het ijskoude water in mijn warme lichaam bijten. Van schrik schieten mijn ogen open. De lucht word uit mijn longen gezogen, maar overal om me heen is water, ademhalen is onmogelijk. Mijn kimono is direct doorweekt en trekt me als een zak stenen naar beneden. De kracht van het water duwd in me rug en ik word meegetrokken door de stroming. Ik trek het meisje dichter naar me toe om haar te beschermen tegen de stenen. Het ziet er niet naar uit dat ze goed kan zwemmen, maar misschien komt het ook van de schrik. Ze sparteld rusteloos heen en weer. We komen weer boven en beide halen we diep naar adem. Ik kan maar één arm gebruiken om bij de oever te komen en gebruik ook de stenen om van af te zetten, terwijl ik ze ontwijk. De energie die hier voor nodig is, is enorm en al snel begin ik te hijgen.

'W-w...waarom he-help je... jjje mij?' krijgt het meisje uit haar keel. Haar stem rild van de kou. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat ze me verbaasd aankijkt, ze is gestopt met spartelen. Ik probeer te grijnzen als ik mijn antwoord begin te verzinnen. Ik weet het zelf eigenlijk ook niet. 'Ik heb je zojuist van die lantaarnmannen verlost, maar het was mijn idee om van die klif af te springen.' begin ik tussen het hijgen door ,' Het is dus ook mijn verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat je echt veilig bent.' 'Een held die zich niet aan zijn verantwoordelijkheid houd is geen echte held, toch.' Ik kijk haar even aan en zie de grote ogen me fonkelend aankijken. Snel kijk ik weer verlegen weg. Ik richt mezelf weer op het aan de oever komen. Met mijn laatste beetje overige energie zet ik ons af tegen de stenen, zodat we in het gebied komen waar we beide kunnen staan. Daar laat ik haar los en probeer op een spartelende manier, zodat mijn vermoeide spieren zo min mogelijk hoeven te doen, bij de oever te komen. Wanneer ik het zand door mijn vingers voel glijden laat ik mezelf vallen en haal diep adem. Het meisje loopt uit de stroming, maar blijft wel in het diepe gedeelte staan. Alsof ze is bevolen er niet uit te komen. Ik rol mezelf op mijn buik en laat mijn handen uitgestrekt naast me vallen. Mijn natte haar rolt even door het zat en word modderig, maar dat boeit me nu even niet. De lichtjes van de lantaarnmannen zijn nog te zien op de klif, maar het ziet er niet naaruit dat zij ons zien. Waarschijnlijk denken ze dat we verdronken zijn.

'Dus jij bent het held?' vraagt het meisje enthousiast. Ze doet nog steeds geen aanstalten om uit het water te komen. Ik voel haar nieuwsgierige blik op me vallen. Beschaamd kijk ik opzij en pak wat van het zachte zand, om het vervolgens weer uit mijn handen te laten glijden. 'Eh... niet echt eigenlijk..' mompel ik zachtjes,' Maar ik zou er wel graag één willen zijn, denk ik.' Na mijn antwoord blijft ze stil en kijkt naar de lucht. Het is een heldere nacht en de hemellichamen zijn goed te zien. 'Dus..' begin ik aarzelend 'aarom werd je eigenlijk achtervolgd?' Ik zet me af van de grond en loop richting het bos, dat niet ver van de rivier begint. Er is een donkere plek op de plaats waar ik met mijn natte kimono was neergevallen. Ik voel het zand,door de stof heen tussen mijn benen schuren. Het bos is veel te donker om er iets in te kunnen zien, een grimmige sfeer kwam tussen de bomen vandaan en ik wil er snachts liever niet doorheen lopen. Uit angst dat ik zal verdwalen. Tanaka en de andere bewakers, zullen misschien wel blijven doorzoeken vanacht, maar ik weet zeker dat ze slim genoeg zijn om niet het bos in te gaan. Terwijl ik zo in gedachten ben en met me rug naar het meisje toe sta, begint ze te antwoorden. 'Ik weet niet de precieze reden dat ik oppeens werd aangevallen.' antwoord ze zacht. Verbaasd en nieuwsgierig tegelijk kijk ik over mijn schouder. Het meisje bekijkt haar spiegelbeeld in het water. 'Waarom niet?' vraag ik. Ze kijkt weer op. Ik kijk haar streng aan, alsof ze een knecht is die iets voor me verborgen houd. Ik houd niet van geheimzinningheid. 'Nou om dat te begrijpen moet je nog wat andere dingen weten.' mompeld ze, 'Het zit zo namelijk, ik kom uit Edo en ben opzoek naar mijn vader.' Ik frons mijn wenkbrauwen. 'Mijn vader ging een halfjaar geleden naar Edo voor zijn werk en hij is nog steeds niet teruggekomen, ik werd ongerust en besloot zelf maar naar hem opzoek te gaan. Toen ik die mannen onderweg tegenkwam vroeg ik ze of ze mijn vader misschien hadden gezien. Bij het horen van zijn naam werden ze opeens geweldadig en pakte ze hun zwaarden.' Nadat ze dit verteld heeft vouwt ze haar handen bij elkaar en kijkt weer omlaag. 'Ik hoop echt dat alles goed met hem gaat.' mompeld ze zachtjes. Vocht loopt vanaf haar traanbuizen, over haar neus en drupt vervolgens in het water.

priestess of the fleeting blossomWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu