hoofdstuk 3:

127 12 2
                                    

Angstig blijf ik aan de deur trekken, hij is op slot! Net als ik me wil omdraaien en een andere uitgang wil zoeken, voel ik een warme adem in mijn nek.

'En waar denk jij naartoe te gaan?', vraagt een spottende, dreigende stem in mijn oor...

Een ijskoude rilling gaat door mijn lichaam heen als ik me omdraai en recht in Peter's ijskoude, blauwe ogen kijk.

Geschrokken zet ik een stap naar achteren, waardoor ik tegen de voordeur aanbots.

Snel en behendig plaatst Peter zijn twee handen aan beide kanten van mijn hoofd. Ik kan geen kant op...

Dit beseft Peter blijkbaar ook, want grijnzend op me neer.

'Je hebt me nog altijd geen antwoord gegeven', zegt hij terwijl hij op me neerkijkt.

'Ik.. ik...', stotter ik. Maar plots vind ik mijn moed terug, ik zou me niet laten doen, niet door hem.

'Ik wilde ontsnappen, je denkt toch niet dat ik gewoon op dat bed zou blijven zitten?', vraag ik zogenaamd verbaasd.

'Dat wist ik ook wel, het was een test', zegt hij terwijl hij met zijn hoofd steeds dichter bij de mijne komt.

'Een wat? Een test? Waarom dan?', vraag ik geschokt. Wat wilde hij toch van me?

'Ik wilde weten of ik je kon vertrouwen, en of ik de deuren op slot moest doen of niet', zegt hij, terwijl zijn gezicht steeds dichter bij het mijne komt.

Trillend , probeer ik hem van me weg te duwen, wat niet lukt...

Hij verschuift geen millimeter! Die idiote weerwolf, gefrustreerd sla ik steeds harder tegen zijn borstkas, alles gooi ik eruit. Mijn zorgen om papa, die nu al maanden iedere avond dronken thuiskomt, de geldzorgen, de kans dat Catherine en ik naar een pleeggezin moesten verhuizen, de slapeloze nachten, het verdriet om de dood van mijn moeder....

Ik blijf tegen hem meppen, terwijl er steeds meer tranen opkomen.

Plots grijpt hij mijn handen beet en dwingt hij me hem aan te kijken. Tot ik hem na wat tegenstribbelen aankijk.

Tussen mijn tranen door zie ik hoe hij me met bezorgde ogen aankijkt, en zijn armen om me heen slaat.

Ik wil me verzetten, me uit zijn armen bevrijden. Maar ik vind de kracht niet, en laat me door hem omhelzen.

Hoe lang we daar, in de gang, voor de gesloten deur staan, weet ik niet.

Na een tijdje hou ik op met huilen en leidt hij me de trap op. Terug in zijn kamer, laat ik me op zijn bed zakken en kijk ik hoe hij enkele lichten aanknipt en de gordijnen voor het raam dichttrekt.

'Ga je de deur niet op slot doen?', probeer ik al spottend te vragen, maar ik ben nog niet uitgesproken, of ik barst al weer bijna in tranen uit en kijk naar mijn handen. Die rood zijn door het harde slaan

'Aangezien je net een halfuur op me hebt staan meppen en huilen, denk ik dat je wel moe bent', zegt hij, terwijl hij dichter bij me loopt en mijn handen vastneemt.

Meteen wil ik mijn handen wegtrekken, maar Peter blijft mijn handen vasthouden en kijkt bezorgd naar mijn handen die stilaan blauwe plekken krijgen en waarvan één van mijn polsen gekneusd zijn. Pijnlijk kijk ik toe terwijl hij mijn hand onderzoekt.

'Je hebt je pols gekneusd, ik ga even wat verband halen, blijf hier zitten', mompelt Peter terwijl hij de kamer uitloopt.

Deze keer blijf ik op het bed zitten en trek ik mijn jas en knooplaarsjes uit. Wanneer ik klaar ben blijf ik op hem wachten en bestudeer ik ondertussen naar de kamer. Hij is ruim, heeft zwarte muren en grote ramen die uitkijken op het bos. Boven het bed, aan de muur hangt een groot schilderij waar een gigantische wolf met gele, lichtgevende ogen staat afgebeeld.

Dagdromend staar ik door het raam naar het bos, en zie hoe enkele gedaantes aan de rand van het bos tevoorschijn komen. Als ik beter kijk zie ik dat het wolven zijn, nog meer weerwolven vraag ik me luidop af. Tot Peter de kamer terug inloopt en ik zie dat hij enkele rollen verband bij heeft.

'Zo erg is het niet hoor', probeer ik als hij naast me op het bed komt en mijn handen in het verband rolt.

'Niet erg, je hebt je pols gekneusd!', begint hij boos en knijpt woedend hard in mijn hand. Als hij mijn pijnlijke grimas ziet, houdt hij meteen op.

Wanneer hij klaar is, loopt hij naar de kleine badkamer, met mijn ogen volg ik hem en zie hoe hij een badhanddoek en één van zijn T-shirts uit de kast neemt. Daarna loopt hij met het pakketje naar het bed toe waar ik nog steeds op zit.

'Ga je maar douchen,(het verband kan tegen water, ik weet dat het niet bestaat, maar anders klopt het verhaal niet) ik ga ondertussen naar beneden en ga wat regelen met het personeel', zegt hij terwijl hij een zachte kus op mijn voorhoofd drukt. Voor ik kan protesteren loopt hij de kamer uit.

Wat beduusd kijk ik hem na en wrijf over mijn voorhoofd. Vlinders in mijn buik dartelen in mijn buik als ik aan het moment terug denk...

Na even getwijfeld te hebben, besluit ik toch even een douche te nemen. Als een zombie loop ik naar de badkamer, en controleer of er een slot op de deur zit.

Terwijl ik onder de warme waterstralen sta denk ik na over de woorden van Peter. Iets regelen met het personeel? Hoe komt het dat hij opeens zo rijk is, terwijl hij amper 20 jaar oud is?

Weer voel weer die vlinders in mijn buik. Wat bezielt me toch, vraag ik me af, ik word verliefd op de moordenaar van mijn moeder!

Maar als ik naar zijn oprechte ogen denk, toen hij mijn handen verzorgde.... Steeds meer begin ik te twijfelen, is hij wel de moordenaar? Er bestaan meerdere weerwolven, zoals ik daarnet had gezien. Die konden mijn moeder toch ook vermoordden?

Toen ik de badkamer uitliep, met mijn pyjama-schortje en Peters T-shirt. Zie ik Peter, liggend op het bed, bezig een boek aan het lezen.

'Lees je nu serieus boeken?', vraag ik gespeeld verbaasd, terwijl ik in de deuropening blijf staan en ik op een reactie wacht.

'Ja, zo vreemd dan?, vraagt hij gespeeld gekwetst terwijl hij zijn boek weglegt en grijnzend naar me toeloopt...


the werewolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu