Hoofdstuk 5

53 1 0
                                    

Ik word wakker van een zacht briesje die een tak tegen m'n raam doet tikken. Op mijn wekker zie ik dat het vijf uur is. Buiten wordt het al licht. Ik sla mijn benen over de rand van mijn bed.

Ik kijk mijn kamer rond. Vandaag ga ik waarschijnlijk vertrekken. Op de boekenplank zie ik opeens een boek staan die mij niet bekend voorkomt. Ik pak het ertussenuit.

Het is een boek over een dinosauriërs. Alle rassen staan erin, op de achterkant staat een briefje geplakt. Van mijn moeder. 'Veel succes, schat, we zullen je missen' staat er met d'r hanenpoten opgeschreven. Mijn ouders zijn nu natuurlijk al aan het werk.

Het boek toont zelfs de kleinste dinosauriërs. Ik prop het in mijn rugzak, later zal ik er wel in lezen.

Ik begin me te verkleden. Ik doe een simpele spijkerbroek en een simpel shirtje.

Mijn laptop zet ik aan, terwijl ik kijk of er nog iets dergelijks te vinden valt. Niets bijzonders. En op mijn laptop valt er ook niet veel te doen, zie ik dan. Ik bekijk het laatste nieuws. Er is niets opvallends gebeurd de afgelopen nacht. Er is alleen een moord gepleegd in het winkelcentrum, maar dat is hier normaal. Afgelopen jaar zijn er misschien wel honderd tot duizend mensen vermoord in deze hele regio. 't Is dan ook geen bijzonderheid meer, alhoewel, iedereen kijkt wel uit.

Ik sluit de laptop af en loop naar beneden. Meteen stuit ik op de mand van Zeph. Arme lege mand, die nu niet meer warm wordt gehouden door het warme lijfje van Zeph. Arme Zeph, die heeft beleefd hoe hij in de bek van de Spinosaurus verdween. Ineens mis ik hem zo intens dat ik zin heb om op bed te gaan liggen janken. Sterk blijven is niet mijn sterkste punt.

Mijn moeder heeft op de keukentafel ook een briefje neergelegd. Ze heeft brood voor me gemaakt en ook nog een kruidencake voor me gebakken, om mee te nemen. Dankje, zeg ik tegen haar in mijn hoofd. Ik loop naar de koelkast. Er staat een reusachtige trommel gevuld met het brood en de cake. Mijn moeder doet echt alsof ik tien uur moet vliegen of zo. Ernaast staat blikvoer, van Zeph. De tranen springen in mijn ogen en ik zie voor me hoe Zeph opgegeten wordt.

Ik doe een stap achteruit en gooi de koelkast dicht. De trommel zet ik op de keukentafel. Mijn rugzak. Die moet ik nog inpakken voor ik vertrek. 

Boven trek ik de klerenkast zowat leeg en ik neem mijn laptop met oplader ook mee. Mijn laptop heeft overal standaard internet, dus dat is wel handig. Ook prop ik mijn tekenspullen en mijn tekenmap in de tas. Tekenen is een van mijn grootste hobby's, net als me bezighouden met paleontlogie en biologie.

Als mijn rugzak vol zit loop ik weer naar beneden. Ik doe de trommel in een extra tas en smokkel ook nog even de kelder leeg. Ik ben echt een vreetzak.

Op het aanrecht smeer ik een boterham en plof lui neer voor de televisie. Het journaal is net bezig en een journalist vertelt over een moord in een bejaardentehuis. Het zal ook weer 'ns niet.

Mijn boterham prop ik naar binnen met een paar grote happen. Ik ben nog een beetje slaperig. Vroeg wakker worden, daar houd ik ook niet echt van. Om wakker te blijven besluit ik om een wandeling te gaan maken. Misschien naar het bos, waar gister het tragische ongeval is gebeurd.

Ik trek mijn schoenen aan. Buiten is het al warm, dus mijn vest laat ik op de kapstok.

Als ik aankom in het bos is het er een totale chaos. Bomen zijn krom of omgevallen. Overal liggen dode rottende dieren, aantrekkelijk voor de ontelbare vliegen die zich tegoed doen aan hun overblijfselen. Een eenzame kraai kraait boven mijn hoofd. Verder is het helemaal stil in het bos. Alsof een of andere duistere geest langs is geweest om al het leven hier ongedaan te maken. Het is zo eng dat ik het bijna geloof.

Ik loop dieper het bos in. Het aantal dode dieren vermeerderd met elke honderd meter, en het wordt steeds angstaanjagender. Overal hertenlijkjes, vogellijkjes en ik begin ook een aantal wolvenlijken te vinden. Ik wist niet eens dat hier überhaupt wolven leefden.

Ik loop rechtstreeks naar het meer. De zon schijnt er recht boven, maar de kristallen gloed is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een rode gloed. Ik wil niet eens weten hoe het daar komt. Ik speur het open terrein af naar verdere omstandigheden. Het aantal dode dieren is hier veel minder als tussen de bomen. Maar het terrein lijkt groter. De tornado heeft het uitgebreid.

Ik loop naar de andere kant van het meer, verder het bos in. De chaos is hier minder. Het is de plek war ik aangevallen ben. De Spinosaurus is hier duidelijk niet meer geweest. Iets verderop begint de chaos weer, dus loop ik erheen.

Het is er iets minder als aan de andere kant van het bos. Misschien omdat hier minder dieren leven. De stilte hier heerst ook. Je kan de laatste dieren verder in het bos horen lopen. Ook klinkt er een gestamp. Luid. Ik moet weten wat het is.

Het komt uit het noorden. Ik loop die richting op en vind een plek, bezaaid met voedselvoorraden. Dode dieren, allemaal op een stapel gegooid. Het beest dat dit heeft gedaan is net weg, waarschijnlijk om meer te halen. Wat me opvalt is dat alle dieren die hier liggen herten zijn. Misschien is dat zijn voorkeur.

Het gestamp komt weer dichterbij en ik verschuil me achter een boom. Het beest verplaats zich met een ongekende snelheid en komt tot stilstand bij de hoop herten.

Ik gluur achter de boom vandaan. Het is een groot beest, nog groter als de Spinosaurus die ik gister zag. Hij is groenig met een rode streep die over de rug loopt.

Dit dier herken ik uit duizenden. Het is een Tyrannosaurus Rex. Hij eet van zijn voedselvoorraad, waardoor de hele omgeving bezaaid wordt met een laagje bloed.

Eén ding is duidelijk. De Spinosaurus is niet de enige dinosauriër in dit bos.

Een nieuw tijdperkWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu